Nickerie.Net, woensdag 14 september 2005
Expeditie Julianatop |
|
Ronald Naars nieuwste uitdaging |
door Rob Hammink |
DE JULIANATOP IN SURINAME, OP JACHT NAAR HET DUIVELSEI
De 1963-expeditie |
De Julianatop |
De slecht gedetailleerde landkaart van Suriname dwarrelt vredig op de eettafel in huize Naar. Groene en gele vlekken geven in pasteltinten het landschap weer. Hier en daar een blauw lijntje van een rivier. Hoe lieflijk en overzichtelijk kan het leven zijn? Wie had het over een groene hel?
Een meter dikke boom over het water
Suriname |
Dan verdwijnt de vinger het lichtgroene deel van het Wilhelminagebergte in, een deel van de wereld met het ongerepte regenwoud waar op enkelhoogte een leger aan slangen, duizendpoten en schorpioenen rondscharrelt. Dan hebben we het nog niet eens over alles wat er in het water op de loer ligt en op navel- en nekhoogte aan griezels in de bomen hangt en rondvliegt.
Het Duivels Ei |
Het moet een vorm van acute breinverweking zijn geweest toen ik een maand geleden, met ingebouwde reserves van een schouder- en knieontsteking „ja” zei tegen de voorgenomen expeditie. De reden staat nog steeds overeind. Nadat Naar zo’n beetje de belangrijkste toppen ter wereld beklom, kritiek van collega-klimmers pareerde en waardering oogstte, heeft de 50-jarige Hagenaar nu andere doelen gesteld: maagdelijke uithoeken van de wereld, zoals zijn tocht in december 2003 naar de hoogste top van Patagonië, de Cerro San Valentin in het zuidelijkste puntje van Chili. „Het gaat voor mij niet meer om de beroemde hoogste bergen. Het gaat meer om gebieden die niet in kaart zijn gebracht. We denken dat die aarde van ons overzichtelijk is en dat we iedere uithoek kennen. Dat is onzin, ik kom nog steeds op plekken die niet of slecht in kaart zijn gebracht en waar hoogtes niet kloppen.”
Milder
Kaaiman |
Dat stelt enigszins gerust. Toch is sinds een dag na het ondoordachte „ja” pas duidelijk dat de problemen tijdens deze tocht niet te overzien zijn. Dit wordt niet kirrend met een groepje fotograferende toeristen een nachtje de jungle in en slapen in een onvervalste hangmat. Dit wordt, naast een onvergetelijke tocht, ook zwaar en vermoeiend. Vluchten kon niet meer. Alle angsten voor kaaimannen, piranha’s en steekbijen werden door Naar met koelbloedige ironie gerelativeerd en de slangenfobie werd bij voortduring weggelachen. Eens stuurde de expeditieleider per e-mail een sportieve groet op van een goede vriend: een bushmaster, een van de dodelijkste slangen in de jungle van Suriname. In de voorbereidingsfase kwam steeds mijn vraag weer terug: al omgevingskaarten, Ronald? En steeds weer het antwoord: „Moeilijk. Dit gebied is slecht in kaart gebracht en er is al helemaal geen route bekend naar de berg. Dat maakt het zo leuk.”
Leuk. Dat was waar ook. Een week later werd desondanks met groot enthousiasme een tekening met onnavolgbare lijnen doorgestuurd met de tekst: ’ik heb toch iets’. Ronald Naar regelde alles wat los en vast zit met de twee andere expeditieleden: Martin Fickweiler (28), die professioneel klimmer zijn als hoogste levensdoel heeft gesteld, en Gerke Hoekstra (23), bevlogen bouwer van klimwanden. Kleding, rugzakken, waterzuiveraar. De Reisdokter en Tropenzorg leverden alle noodzakelijke zaken in de preventieve sfeer, zoals speciale tangetjes waarmee je angels van drie ons wegende bijen verwijdert.
Prima allemaal en heel noodzakelijk. Maar als meesjokkende verslaggever had ik wel iets anders aan mijn hoofd. Hoe krijg je dit unieke avontuur in de krant en op onze website? En, niet in de laatste plaats: hoe kom je van een slangenfobie af zodat niet iedere tak met een anaconda wordt verward? De eerste hobbel werd genomen door mannen van onze technische afdelingen. Omdat bomen ook in Suriname niet voorzien zijn van een stopcontact werden er zonnepanelen aangeschaft als energiebron, in de hoop dat er af en toe een voltage-opwekkende lichtstraal doordringt tot de schemering van het oerwoud. Ook kwam er een laptop die na een onfortuinlijk val van tien meter vrolijk terugstuitert en het bij een luchtvochtigheid van 95%, waarbij ieder zoogdier na lange blootstelling ongetwijfeld kieuwen ontwikkelt, het blijft doen. Een nieuwe Iridium satelliettelefoon zal dienen als navelstreng met de bewoonde wereld. Maar die dingen doen het alleen als er niets in de weg zit en in de jungle zit zo’n beetje alles in de weg. De tijd zal het leren. Hoop in combinatie met bidden blijkt tot nu toe de beste deugd.
'De slangen van Suriname'
Snake in the grass... |
Daarna vertelt de sympathieke man gedreven over zijn koudbloedige vrienden. Het antislangenmiddel snekikoti, een poeder dat is gemaakt van geroosterde koppen en staarten van gifslangen en door de bosbewoners via een krasje in de huid wordt gesmeerd, raadt Abuys af. „Bijgeloof. Dan kun je beter een goed antiserum meenemen, alhoewel niet iedereen daar tegen kan. Maak je niet druk. Ik begrijp dat slangen misschien niet vriendelijk overkomen, maar de angst voor dat mooie dier is ongegrond. Mijn vrouw is door een paard gebeten en is nu ook al vier maanden aan het dokteren.”
Lanspuntslang
Als Abyus moet kiezen (iets wat hij liever niet doet) wat hij de gevaarlijkste glijer vindt, komt hij toch uit bij de lanspuntslang, de owroekoekoe. „Je vlees sterft af als je de beet niet behandelt en vaak moet dan een ledemaat worden afgezet.” Dan gaat hij op de punt van zijn stoel zitten: „Weet je wat het grootste gevaar in de jungle is?” Nou uh nee... „Een machete. Mensen weten vaak niet hoe ze moeten kappen en raken bij het uithalen dan hun expeditiegenoot.” Hij gaat voor naar de garage en legt daar tussen de grasmaaier en jassen de juiste technieken uit. En zorg dat je eelt in je handen krijgt. Ga roeien.”
De komende week vertrekken we. Haren geknipt, eelt in de handen, de rugzak vol met noodzaak. De Julianatop wacht en daagt stilzwijgend uit. De vraag is nu nog wie wint. Vier Nederlanders gaan, zien en keren hopelijk heelhuids terug met een onuitwisbare herinnering.
|
E-mail: info@nickerie.net
Copyright © 2005. All rights reserved.
Designed by Galactica's Graphics