Nickerie.Net, woensdag 14 september 2005
Expeditie Julianatop |
|
Ronald Naars nieuwste uitdaging |
door Rob Hammink |
'Er leven daar alleen slangen'
'Ik beleef bij iedere stap weer alle angsten'
Oud-militair Freddy C. Kamperveen |
De monoloog verdedigt langzamerhand de vraag: zijn we gek dat we gaan? Een 65-jarige man uit Leidschendam reageert opgewekt: "Ik ben blij dat ik het gedaan heb, het is een unieke ervaring. Toch zou ik het nooit meer overdoen. Je moet de dood niet twee keer uitdagen. Ik noem jullie dapper. Weet dat er geen vrolijke tijd gloort in de jungle. Trek hoge laarzen aan, loop niet te dicht achter elkaar als je je met machetes een weg hakt. En, neem zout mee. Je zwelt anders op. We hadden te weinig zout. Ik had toen tieten als van een vrouw."
Kamperveen, een nazaat van Hollandse kolonisten, reageerde direct op ons achtergrondverhaal van afgelopen zaterdag, waarin Ronald Naar en zijn klimmaatjes Martin Fickweiler en Gerke Hoekstra melding maakten van hun voorgenomen avontuur om de komende weken de Julianatop en het Duivelsei in Suriname te bevechten. De hoogste berg van het land werd een zeer ondoordringbaar terrein van het Wilhelminagebergte, waar keiharde wetten en het gif van de natuur dicteren. Het was nog onzeker of er ooit mensen op de top waren geweest. "En dat stak me", aldus Kamperveen. "We zijn er in mei 1963 met een militaire expeditie op geweest!" Wijzend op een krantenartikel van 1 juni 1963 van het dagblad De West: "Daar ligt het bewijs. En dat is dan ook het enige bewijs. Van de 20 fotorolletjes die ik had zijn er 17 door al het vocht naar de filistijnen. De drie andere zijn door het leger in beslag genomen."
De reportage van een anonieme collega, wiens ziel ondertussen door de tijd ongetwijfeld is opgeëist, geeft een degelijke opsomming van de route naar - toen - de hoogste berg van ons koninkrijk. Eerst vliegend vanuit Paramaribo naar de airstrip van het Kaysergebergte, die officieel de Eilerts de Haan-airstrip heet. Daarna lopend naar de Zuidrivier om vandaar uit, in westelijke richting, in korjalen naar de Lucierivier te varen...
Basiskamp
Aan de voet van de berg werd, onder
de voorspelbare naam het Lucie-kamp, een
basiskamp ingericht. Daarna was het
hakken, hakken en nog eens hakken, het
regenwoud door naar de top. De tocht van
toen, in 1963, was een gecombineerde
expeditie van de Troepenmacht in
Suriname en de Geologisch
Mijnbouwkundige Dienst, bedoeld als
voorbereiding voor de komst van
Amerikaanse geleerden, die ten behoeve
van de New York Botanical Garden een
onderzoek naar de flora wilde verrichten
in het Wilhelminagebergte.
Een hel
"Onze 21-koppige expeditie stond onder
het commando van majoor Muth. Ik was in
die tijd soldaat eerste klasse en had me
voor het avontuur opgegeven omdat ik
even genoeg had van het kantoor en de
jungle trok. De komst van die Amerikanen
was mijn kans. In die periode van een
maand hebben we een weg gekapt van een
meter breed en vier kampen ingericht. We
hebben tekeningen van verdwenen indianen
gevonden, poema's, tapirs gezien en vele
gevaren getrotseerd. We zakten weg in de
modder en de regenbuien spoelden een
groot deel van onze spullen weg. Ik zal
nooit de Ziepiepusie's vergeten. Dat
zijn winden die als een bezem door het
bos trekken en alles wegvagen wat er op
hun weg ligt of staat. Het was een hel,
die tocht. Een boot van ons is te
pletter geslagen in de rivier, de majoor
viel een gat in zijn hoofd en een
sergeant-majoor ging door zijn knie
tijdens een val. Zelf ben ik tot
tweemaal aan toe bijna het leven uit
gebeten door een bushmaster. In een van
die gevallen stond de gigantische slang,
vertwijfeld wat te doen, oog in oog met
mij. Het dier is uit het leven geschoten
door Muth", aldus Kamperveen met de
royale lach die meer dan 40 jaar
overbrugt. "De majoor schoot met zijn
dienstwapen op het dier. Blijkbaar had
hij niet door dat de kogels om mijn oren
vlogen." Hij loopt naar zijn kleine
eettafel waar een paar
achterovergedrukte vergeelde dia's op
een verouderde lichtbak liggen. De
minimale erfenis uit die tijd van toen.
"Ik ben blij dat ik dit nog heb." Eén
dia toont de afgehakte kop van een
bushmaster. "Die tanden zijn als
injectienaalden." "Eenmaal op de
Julianatop deed onze groep een
bijzondere ontdekking. Allerlei spullen
van een voorgaande expeditie werden
aangetroffen. Spullen uit 1926, toen de
bioloog Stahel, professor aan de
Universiteit van Utrecht, hier was om
onderzoek te doen naar de geografische
en botanische noviteiten. Als jullie het
halen, zullen jullie ongetwijfeld nog
spullen van ons aantreffen. Doe je best
om alles in kaart te brengen, op te
schrijven en fotograferen, want alles
uit onze tijd is weg. Hartstikke weg."
Een paar uur later zitten we in de
royale business-classstoelen van de SLM
onderweg naar Paramaribo, waar het
avontuur zal starten. Een leuk 'niets
aan de hand'-sambamuziekje vult de
ruimte. De eerste champagne wordt
geserveerd. Ronald Naar, zich doorlopend
aan het voorbereiden op wat komen gaat,
leest de met grote moeite bij elkaar
gesprokkelde tijdschriften van het
Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig
Genootschap uit 1927, het verslag van de
eerste expeditie naar de Julianatop.
"Wat me ook opviel: dat deze mensen, ten
behoeve van driehoeksmetingen, waarbij
je nu eenmaal de horizon nodig hebt, de
hele top hebben kaalgekapt omdat ze
anders niet wisten of ze de top hadden
bereikt. Zo dichtbegroeid is dit deel
van de wereld. En wat me ook fascineert:
er zijn nooit foto's gemaakt op die
plek. We hebben een mooie taak, samen
met het Duivelsei, dat op ons wacht."
Telegraaf-NL, 9-9-2005
|
E-mail: info@nickerie.net
Copyright © 2005. All rights reserved.
Designed by Galactica's Graphics