Nickerie.Net, maandag 24 september 2007


BESLISSING VAN HET ARBITRAGETRIBUNAAL

Paramaribo - Het Zeerecht Tribunaal van de V.N. heeft gistermiddag zijn uitspraak bekendgemaakt inzake het eeuwenoude grensgeschil tussen Suriname en Guyana. Dit is mogelijk geworden omdat het Secretariaat van het Tribunaal de regeringen van Suriname en Guyana vooraf, maar onder embargo, inzage had verschaft in het vonnis. Door president Ronald Venetiaan werd gistermiddag omstreeks 17.15 uur verslag uitgebracht aan de Surinaamse pers over de uitspraak van het Zeerecht Tribunaal.

Vraag 1: Waar ging dit geschil over?
Antwoord: Het geschil ging over de vaststelling van de maritieme grens tussen Guyana en Suriname.

Vraag 2: Wat heeft het arbitrage tribunaal precies bepaald?

Antwoord: Het Tribunaal heeft de precieze locatie van de zeegrens tussen Suriname en Guyana vastgesteld vanuit het eindpunt van de landgrens (het punt waar de landgrens eindigt en de zeegrens begint) tot aan de 12 mijl grens van de territoriale zee en vandaar uit tot de 200 zeemijl grens van de exclusieve economische zone en binnen diezelfde grens, van het continentaal plateau.

Vraag 3: Welke partij heeft gewonnen?

Antwoord: Geen van beide landen heeft op alle punten die het bij het Arbitrage Tribunaal heeft bepleit zijn zin gehad. De beslissing van het Arbitrage Tribunaal is gebaseerd op het recht en beide partijen hebben op sommige punten wel en op sommige punten geen gelijk gehad.Op een groot aantal punten heeft het Tribunaal de standpunten van beide partijen verworpen en een eigen standpunt ingenomen. Dat geldt met name ten aanzien van de grensbepaling in de economische zone en over het continentaal plateau. Guyana heeft een grenslijn gevorderd die een lijn volgde van 34 graden Oost van het ware Noorden. Suriname vorderde een grenslijn van 10 graden Oost van het ware noorden. Het Tribunaal oordeelde beide lijnen ongegrond, behalve dat het in de territoriale zee tot aan de historische buitengrens daarvan, een grenslijn van 10 graden vaststelde.In het gebied voorbij de territoriale zee heeft het Arbitrage Tribunaal een equidistantie lijn aangenomen daarbij aan elk land het gebied toebedelend dat dichter bij zijn kust ligt dan de kust van het andere land.

Vraag 4: Op welke punten heeft Suriname gewonnen?
Antwoord: Suriname heeft op verschillende belangrijke punten gelijk gekregen. Ten eerste heeft het Tribunaal Suriname’s soevereiniteit over de gehele Corantijn Rivier en haar monding, ingevolge de overeenkomst tussen de gouverneurs van 1799 nadrukkelijk bevestigd.
In de tweede plaats heeft Suriname een grenslijn gewonnen die binnen de historische grenzen van de territoriale zee langs een lijn van 10 graden loopt en daarmede de controle op de scheepvaart naar en uit de Corantijnrivier.
Ten derde: Hoewel het Tribunaal heeft vastgesteld dat de voor de grensbepaling relevante kust van Guyana langer is dan die van Suriname in een verhouding van 54% tot 46%, verdeelt de equidistantie lijn het maritieme gebied buiten de kust van beide partijen bijna precies in de helft, n.l. 51% van dat gebied is toegewezen aan Guyana en 49% van dat gebied is toegewezen aan Suriname.
Ten vierde heeft het Tribunaal een zeegrens vastgesteld die aanzienlijk ten westen ligt van de 34 graden lijn die Guyana heeft gevorderd. Deze lijn loopt door tot aan de 200 mijl zeegrens en bevestigt daarmee het exclusieve recht van Suriname om een gebied van ongeveer 12.000 vierkante kilometers buiten de kust, dat vroeger omstreden was, tot ontwikkeling te brengen. Elke twijfel over Suriname’s aanspraken om dat gebied tot ontwikkeling te brengen is opgeheven.
Ten vijfde heeft het Tribunaal vastgesteld dat Guyana door eenzijdig te besluiten om in het omstreden gebied te gaan boren haar verplichtingen uit UNCLOS heeft geschonden.
Ten zesde heeft het Tribunaal bepaald dat Guyana niet op behoorlijke wijze overleg heeft gepleegd met Suriname voordat zij het CGX boorplatform naar het omstreden gebied zond.
Ten zevende heeft het Tribunaal beslist dat Suriname na het CGX incident in goed vertrouwen met Guyana heeft onderhandeld.
Ten achtste heeft het Tribunaal Guyana’s vordering tot betaling van US $ 34 miljoen aan schadevergoeding vanwege het CGX incident integraal afgewezen.

Vraag 5: Waar precies heeft het Tribunaal de grens in de territoriale zee vastgesteld?
Antwoord: Het Tribunaal trok een lijn die begint bij de laagwaterlijn en gerelateerd is aan het 1936 Punt. Vanuit de laagwaterlijn loopt de grens in de territoriale zee langs een lijn van 10 graden tot aan de drie mijl grens van de territoriale zee die van toepassing was in 1936 toen de Gemengde Commissie de betonnen palen plaatste om de grenslijn van 10 graden in de territoriale zee aan te geven. Belangrijk is dat de drie mijlen worden gemeten vanuit de kust van Guyana en niet vanuit de kust van Suriname. Dus, de grens in de territoriale zee loopt langs een lijn van 10 graden vanaf de laagwaterlijn op de westelijke oever van de Corantijnrivier totdat zij een punt bereikt dat op een afstand ligt van drie mijlen van de kust van Guyana. Dat deel van de grenslijn is ongeveer 7 zeemijlen lang. De grens verandert dan van richting en loopt tot de12 mijl grens van de territoriale zee in een diagonale richting tot het beginpunt van de grens in de exclusieve zone en op het continentaal plateau.Het Arbitrage Tribunaal trok de grenslijn in de territoriale zee op deze manier omdat dit in overeenstemming is met de overeenkomst die de koloniale mogendheden waren aangegaan en hadden gerespecteerd om veilig te stellen dat Suriname toezicht en controle kon blijven uitoefenen op de scheepvaart in de monding van de Corantijn.

Vraag 6: Hoe heeft het Tribunaal de locatie van de equidistantie lijn vastgesteld?
Antwoord: De methode staat algemeen vast. Het Tribunaal identificeerde punten die op dezelfde afstand lagen van de kust van elk van de landen. Dit is in wezen een technische exercitie.

Vraag 7: Is aan Guyana een groter zeegebied toegewezen dan aan Suriname?
Antwoord: Neen. Het Arbitrage Tribunaal heeft niet gepoogd om het gebied dat tussen de claim lijnen van partijen lag te verdelen maar heeft een billijke verdeling van het gehele gebied dat feitelijk aansluit bij de kusten van beide landen bewerkstelligd.Het Tribunaal heeft kennelijk zijn oordeel gerelateerd aan het gehele zeegebied binnen de 200 mijlen vanaf de kustlijnen van beide landen. Het Tribunaal heeft zijn overwegingen niet beperkt tot het gebied begrensd door de claims van partijen, maar heeft het grotere alomvattende gebied dat ligt binnen de 200 zeemijlen vanaf de kustlijnen van de twee landen in zijn oordeel betrokken.
Het Tribunaal merkt op dat de equidistantie lijn dit grotere alomvattende gebied bijna precies in helften verdeelt. Het Tribunaal heeft met zoveel woorden overwogen dat op basis van de equidistantie lijn 51% van dit gebied toekomt aan Guyana en 49% aan Suriname. Het Tribunaal kwam tot deze conclusie hoewel het had vastgesteld dat de relevante kust van Guyana langer was dan die van Suriname, n.l. in de verhouding van 54% voor Guyana en 46% voor Suriname.

Vraag 8: Is Suriname van oordeel dat het resultaat van de procedure redelijk en billijk is?
Antwoord: Ja. Het Arbitrage Tribunaal heeft in zijn beslissing aangegeven dat het ongeveer 51% van het relevante zeegebied aan Guyana en 49% van dat gebied aan Suriname heeft toebedeeld. Het heeft dat gedaan ofschoon het Tribunaal vaststelde dat de verhouding tussen de ‘coastal fronts’ (de delen van elke kust die voor het relevante maritieme gebied liggen) ongeveer 54% voor Guyana en 46% voor Suriname is.
 

Vraag 9: Welke rechtsregels heeft het Arbitrage Tribunaal toegepast?

Antwoord: Het Zeerecht Verdrag van de Verenigde Naties (UNCLOS) bevat de rechtsregels die door een Tribunaal dat een zeegrens vaststelt, worden toegepast.

 UNCLOS bepaalt dat de vaststelling van de maritieme grenzen tussen landen moet geschieden bij overeenkomst tussen partijen en indien Staten niet in staat blijken overeenstemming te bereiken, kunnen ze een oplossing betrachten middels de uitspraak van een arbitrage tribunaal ingesteld ingevolge Annex VII van UNCLOS. Dat is de procedure die gevolgd werd door Barbados en Trinidad en Tobago ten aanzien van hun zeegrensgeschil. Dat was de eerste arbitrage ter vaststelling van de zeegrens onder UNCLOS; het geschil tussen Guyana en Suriname is de tweede arbitrage procedure van deze soort. Voor de territoriale zee bepaalt UNCLOS dat de equidistantie methode moet worden gehanteerd tenzij bijzondere omstandigheden een andere grenslijn noodzakelijk maken. De equidistantie methode kent bij een geschil tussen aangrenzende of tegenover elkaar liggende staten aan elke staat het gebied toe dat dichter bij zijn kust ligt dan bij de kust van de andere staat, zodat de grenslijn de lijn is die gevormd wordt door de punten die op gelijke afstand liggen van beide kusten.

 Onder UNCLOS dienen de begrenzing van het continentaal plateau en de exclusieve economische zone, (gebieden die gelegen zijn voorbij de territoriale zee), te geschieden op basis van het internationaal recht teneinde een billijke oplossing te bereiken. De beslissing van het Tribunaal is gebaseerd op deze regels van UNCLOS. Het Tribunaal besliste dat de 10 graden lijn die Guyana en Suriname vele jaren in acht namen een bijzondere omstandigheid was bij de begrenzing van de territoriale zee tussen Suriname en Guyana. Overeenkomstig de beslissingen van het Internationaal Gerechtshof en de beslissing van het arbitrage tribunaal in de arbitrage tussen Barbados en Trinidad en Tobago heeft het Arbitrage Tribunaal buiten de territoriale zee de equidistantie methode toegepast.

Vraag 10: Was de beslissing van het Tribunaal gebaseerd op precedenten?
Antwoord: Ja. Het Tribunaal heeft zijn beslissing gebaseerd op vroegere beslissingen van internationale gerechtshoven en arbitrage tribunalen betreffende de begrenzing van zeegebieden, met inbegrip van de recente beslissing van arbiters in de arbitrage tussen Barbados en Trinidad en Tobago.

Vraag 11: Wanneer werden de begrenzing van drie mijl,12 mijl en 200 mijl in het internationaal recht effectief?

De grens van drie mijl werd door de koloniale mogendheden in acht genomen. UNCLOS werd aangenomen in 1982 en machtigde Staten om een grens van de territoriale zee van 12 mijl en een grens van de exclusieve economische zone en het continentaal plateau van 200 mijl aan te houden.

Vraag 12: Aan welk land is de locatie van het CGX incident toegewezen?
Antwoord: Guyana. Aansluitend op de beslissing van het arbitrage tribunaal in het geschil tussen Barbados en Trinidad en Tobago die gegeven is tijdens de procedure tussen Guyana en Suriname, besliste het Arbitrage Tribunaal dat het internationaal recht uitgaat van een vooronderstelling ten gunste van de equidistantie methode waarbij aan elk land die gedeelten van het buiten de kust gelegen gebied worden toegekend die dichter liggen bij de kust van dat land dan bij de kust van het andere land.

Dienovereenkomstig trok het Tribunaal een equidistantie lijn als de grens tussen Guyana en Suriname voorbij de 12 mijl grens. Omdat de locatie van het CGX- incident iets dichter bij Guyana ligt dan Suriname, viel het aan de Guyanese zijde van de equidistantie lijn. Andere olie ‘prospects’ die vielen onder de concessie die Guyana aan CGX had verleend, zijn echter aan Suriname toebedeeld. Met name de locatie van Wishbone’ die binnen de concessie lag die Guyana aan CGX had toegekend, ligt nu, als gevolg van de grenslijn die door het Arbitrage Tribunaal getrokken is, tenminste voor een deel binnen het Surinaams gebied.

Vraag 13: Zijn er nog andere olieconcessies getroffen?
Antwoord: Ja, een concessie die Guyana meende aan Exxon te kunnen verlenen wordt ook door de beslissing getroffen. Concessies die Guyana meende te kunnen verlenen en die zich uitstrekken tot het gebied dat het Arbitrage Tribunaal aan Suriname heeft toegewezen, zijn onbevoegd verleend en deze gebieden kunnen nu slechts door Suriname worden ontwikkeld.

Ongeveer 1300 vierkante kilometers van de CGX -concessie en ongeveer 4300 vierkante kilometers van de Exxon concessie liggen nu binnen Surinaamse wateren. Figure 2 is een kaart waaruit de gevolgen van voor de bestaande Guyanese concessies zijn aangegeven.

Vraag 14: Waren er nog andere geschilpunten in de procedure behalve de vaststelling van de zeegrens?
Antwoord: Ja. Behalve de vordering betreffende de locatie van de zeegrens, heeft Guyana gesteld dat Suriname zijn verplichtingen jegens Guyana onder het internationaal recht in juni 2000 zou hebben geschonden doordat boten van de Surinaamse marine een boorplatform dat op gezag van de Regering van Guyana opereerde, aan te zeggen om het omstreden zeegebied te verlaten toen het boorplatform op het punt stond een exploratie gat te boren. Bovendien heeft Guyana een verklaring voor recht gevorderd dat Suriname had nagelaten haar verplichtingen om provisionele maatregelen van praktische aard overeen te komen en om de totstandkoming van een definitieve overeenkomst tussen partijen niet te verhinderen zou hebben geschonden. Suriname zou daardoor in strijd hebben gehandeld met de artikelen 74(3) en 83(3) van UNCLOS.

Het Arbitrage Tribunaal heeft Guyana’s vordering voor $ 34 miljoen schadevergoeding gebaseerd op het CGX- incident integraal verworpen. Het Arbitrage Tribunaal heeft ook vastgesteld dat zowel Guyana als Suriname voor het CGX- incident hun verplichtingen ingevolge de artikelen 74(3) en 83(3) van UNCLOS niet behoorlijk zijn nagekomen.

Vraag 15: Het Tribunaal heeft Suriname’s handeswijze in het CGX -incident bekritiseerd; wat is hierop het antwoord van Suriname?
Antwoord: Suriname is van oordeel dat het Tribunaal in deze een onjuiste beslissing heeft gegeven. Suriname’s doel was om toe te zien op de naleving van zijn wetten in het omstreden gebied en niet om met geweld te dreigen. Suriname doet een beroep op Guyana om eraan mede te werken dat het totale verslag van de procedure publiekelijk toegankelijk wordt gemaakt zodat de wereld zelf Suriname’s handelswijze kan beoordelen. In dit verband moet worden opgemerkt dat het Tribunaal Guyana’s vordering dat Suriname zich schuldig maakte aan gebruik van geweld, heeft verworpen evenals Guyana’s vordering van $ 34 M voor schadevergoeding.

Vraag 16: Wat staat nu te gebeuren?
Antwoord: Suriname zal de beslissing van het Tribunaal naleven en verwacht van Guyana dat zij hetzelfde zal doen.
 

Vraag 17: Wat is het significante economisch belang van deze beslissing voor Suriname en Guyana?
Antwoord: Suriname is van oordeel dat de beslissing ten voordele zal strekken van beide partijen in relatie tot hun economische ontwikkeling. Onzekerheid omtrent de locatie van de zeegrens heeft ontwikkeling van het omstreden gebied ontmoedigd. Nu de grens duidelijk is vastgesteld, kan elke partij vrijelijk exploratieactiviteiten in het gebied dat onder zijn controle staat, autoriseren. Bedrijven die geinteresseerd zijn om deel te nemen in deze ontwikkelingen, kunnen dit nu doen in het vertrouwen dat de claims van partijen duidelijk zijn begrensd. Deze eliminatie van lang bestaande onzekerheid kan de ontwikkelingsperspectieven aan beide zijden van de maritieme grens slechts verhogen. Bovendien zijn aan Suriname nu verschillende als ‘belovend’ aangemerkte ‘prospects’, die tot nu toe buiten Suriname’s bereik vielen onder onomstreden Surinaams gezag gekomen.

Bron: Dagblad Suriname, 21 september 2007

Guyana/Suriname Award

An award was rendered on September 17, 2007 in the Guyana/Suriname arbitration concerning the delimitation of Guyana’s maritime boundary with Suriname. Proceedings commenced on February 24, 2004, pursuant to Articles 286 and 287 of the 1982 United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS) and in accordance with Annex VII to the Convention.

The arbitral tribunal (from left to right): Professor Ivan Shearer, Professor Thomas Franck, H.E. Mr. Dolliver Nelson (President), Dr. Kamal Hossain, Professor Hans Smit.

http://www.pca-cpa.org


Guyana/Suriname

On February 24, 2004, Guyana gave written notification and a statement of claim to Suriname submitting a dispute concerning the delimitation of its maritime boundary with Suriname to an arbitral tribunal to be constituted under Annex VII of the United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS). In accordance with the relevant provisions of UNCLOS, an arbitral tribunal composed of the following members was constituted:

H.E. Mr. Dolliver Nelson (President)

Professor Thomas Franck

Professor Hans Smit

Professor Ivan Shearer

Dr. Kamal Hossain

The arbitral tribunal and the parties met on July 30, 2004 to discuss certain procedural and logistical matters relating to the further conduct of the case.

The PCA acts as registry in this case. By agreement of the two governments, both the written and oral proceedings in this arbitration are confidential. The award of the tribunal has been made public and is available for download below. No further information regarding this case is currently available.


 

WWW.NICKERIE.NET

E-mail: info@nickerie.net

Copyright © 2007. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics