Paramaribo - Het Zeerecht Tribunaal van de V.N. heeft
gistermiddag zijn uitspraak bekendgemaakt inzake het
eeuwenoude grensgeschil tussen Suriname en Guyana. Dit is
mogelijk geworden omdat het Secretariaat van het Tribunaal
de regeringen van Suriname en Guyana vooraf, maar onder
embargo, inzage had verschaft in het vonnis. Door president
Ronald Venetiaan werd gistermiddag omstreeks 17.15 uur
verslag uitgebracht aan de Surinaamse pers over de uitspraak
van het Zeerecht Tribunaal.
Vraag 1: Waar ging dit geschil over?
Antwoord: Het geschil ging over de vaststelling van de
maritieme grens tussen Guyana en Suriname.
Vraag 2: Wat heeft het arbitrage tribunaal precies bepaald?
Antwoord: Het Tribunaal heeft de precieze locatie van de
zeegrens tussen Suriname en Guyana vastgesteld vanuit het
eindpunt van de landgrens (het punt waar de landgrens
eindigt en de zeegrens begint) tot aan de 12 mijl grens van
de territoriale zee en vandaar uit tot de 200 zeemijl grens
van de exclusieve economische zone en binnen diezelfde
grens, van het continentaal plateau.
Vraag 3: Welke partij heeft gewonnen?
Antwoord: Geen van beide landen heeft op alle punten die het
bij het Arbitrage Tribunaal heeft bepleit zijn zin gehad. De
beslissing van het Arbitrage Tribunaal is gebaseerd op het
recht en beide partijen hebben op sommige punten wel en op
sommige punten geen gelijk gehad.Op een groot aantal punten
heeft het Tribunaal de standpunten van beide partijen
verworpen en een eigen standpunt ingenomen. Dat geldt met
name ten aanzien van de grensbepaling in de economische zone
en over het continentaal plateau. Guyana heeft een grenslijn
gevorderd die een lijn volgde van 34 graden Oost van het
ware Noorden. Suriname vorderde een grenslijn van 10 graden
Oost van het ware noorden. Het Tribunaal oordeelde beide
lijnen ongegrond, behalve dat het in de territoriale zee tot
aan de historische buitengrens daarvan, een grenslijn van 10
graden vaststelde.In het gebied voorbij de territoriale zee
heeft het Arbitrage Tribunaal een equidistantie lijn
aangenomen daarbij aan elk land het gebied toebedelend dat
dichter bij zijn kust ligt dan de kust van het andere land.
Vraag 4: Op welke punten heeft Suriname gewonnen?
Antwoord: Suriname heeft op verschillende belangrijke punten
gelijk gekregen. Ten eerste heeft het Tribunaal Suriname’s
soevereiniteit over de gehele Corantijn Rivier en haar
monding, ingevolge de overeenkomst tussen de gouverneurs van
1799 nadrukkelijk bevestigd.
In de tweede plaats heeft Suriname een grenslijn gewonnen
die binnen de historische grenzen van de territoriale zee
langs een lijn van 10 graden loopt en daarmede de controle
op de scheepvaart naar en uit de Corantijnrivier.
Ten derde: Hoewel het Tribunaal heeft vastgesteld dat de
voor de grensbepaling relevante kust van Guyana langer is
dan die van Suriname in een verhouding van 54% tot 46%,
verdeelt de equidistantie lijn het maritieme gebied buiten
de kust van beide partijen bijna precies in de helft, n.l.
51% van dat gebied is toegewezen aan Guyana en 49% van dat
gebied is toegewezen aan Suriname.
Ten vierde heeft het Tribunaal een zeegrens vastgesteld die
aanzienlijk ten westen ligt van de 34 graden lijn die Guyana
heeft gevorderd. Deze lijn loopt door tot aan de 200 mijl
zeegrens en bevestigt daarmee het exclusieve recht van
Suriname om een gebied van ongeveer 12.000 vierkante
kilometers buiten de kust, dat vroeger omstreden was, tot
ontwikkeling te brengen. Elke twijfel over Suriname’s
aanspraken om dat gebied tot ontwikkeling te brengen is
opgeheven.
Ten vijfde heeft het Tribunaal vastgesteld dat Guyana door
eenzijdig te besluiten om in het omstreden gebied te gaan
boren haar verplichtingen uit UNCLOS heeft geschonden.
Ten zesde heeft het Tribunaal bepaald dat Guyana niet op
behoorlijke wijze overleg heeft gepleegd met Suriname
voordat zij het CGX boorplatform naar het omstreden gebied
zond.
Ten zevende heeft het Tribunaal beslist dat Suriname na het
CGX incident in goed vertrouwen met Guyana heeft
onderhandeld.
Ten achtste heeft het Tribunaal Guyana’s vordering tot
betaling van US $ 34 miljoen aan schadevergoeding vanwege
het CGX incident integraal afgewezen.
Vraag 5: Waar precies heeft het Tribunaal de grens in de
territoriale zee vastgesteld?
Antwoord: Het Tribunaal trok een lijn die begint bij de
laagwaterlijn en gerelateerd is aan het 1936 Punt. Vanuit de
laagwaterlijn loopt de grens in de territoriale zee langs
een lijn van 10 graden tot aan de drie mijl grens van de
territoriale zee die van toepassing was in 1936 toen de
Gemengde Commissie de betonnen palen plaatste om de
grenslijn van 10 graden in de territoriale zee aan te geven.
Belangrijk is dat de drie mijlen worden gemeten vanuit de
kust van Guyana en niet vanuit de kust van Suriname. Dus, de
grens in de territoriale zee loopt langs een lijn van 10
graden vanaf de laagwaterlijn op de westelijke oever van de
Corantijnrivier totdat zij een punt bereikt dat op een
afstand ligt van drie mijlen van de kust van Guyana. Dat
deel van de grenslijn is ongeveer 7 zeemijlen lang. De grens
verandert dan van richting en loopt tot de12 mijl grens van
de territoriale zee in een diagonale richting tot het
beginpunt van de grens in de exclusieve zone en op het
continentaal plateau.Het Arbitrage Tribunaal trok de
grenslijn in de territoriale zee op deze manier omdat dit in
overeenstemming is met de overeenkomst die de koloniale
mogendheden waren aangegaan en hadden gerespecteerd om
veilig te stellen dat Suriname toezicht en controle kon
blijven uitoefenen op de scheepvaart in de monding van de
Corantijn.
Vraag 6: Hoe heeft het Tribunaal de locatie van de
equidistantie lijn vastgesteld?
Antwoord: De methode staat algemeen vast. Het Tribunaal
identificeerde punten die op dezelfde afstand lagen van de
kust van elk van de landen. Dit is in wezen een technische
exercitie.
Vraag 7: Is aan Guyana een groter zeegebied toegewezen dan
aan Suriname?
Antwoord: Neen. Het Arbitrage Tribunaal heeft niet gepoogd
om het gebied dat tussen de claim lijnen van partijen lag te
verdelen maar heeft een billijke verdeling van het gehele
gebied dat feitelijk aansluit bij de kusten van beide landen
bewerkstelligd.Het Tribunaal heeft kennelijk zijn oordeel
gerelateerd aan het gehele zeegebied binnen de 200 mijlen
vanaf de kustlijnen van beide landen. Het Tribunaal heeft
zijn overwegingen niet beperkt tot het gebied begrensd door
de claims van partijen, maar heeft het grotere alomvattende
gebied dat ligt binnen de 200 zeemijlen vanaf de kustlijnen
van de twee landen in zijn oordeel betrokken.
Het Tribunaal merkt op dat de equidistantie lijn dit grotere
alomvattende gebied bijna precies in helften verdeelt. Het
Tribunaal heeft met zoveel woorden overwogen dat op basis
van de equidistantie lijn 51% van dit gebied toekomt aan
Guyana en 49% aan Suriname. Het Tribunaal kwam tot deze
conclusie hoewel het had vastgesteld dat de relevante kust
van Guyana langer was dan die van Suriname, n.l. in de
verhouding van 54% voor Guyana en 46% voor Suriname.
Vraag 8: Is Suriname van oordeel dat het resultaat van de
procedure redelijk en billijk is?
Antwoord: Ja. Het Arbitrage Tribunaal heeft in zijn
beslissing aangegeven dat het ongeveer 51% van het relevante
zeegebied aan Guyana en 49% van dat gebied aan Suriname
heeft toebedeeld. Het heeft dat gedaan ofschoon het
Tribunaal vaststelde dat de verhouding tussen de ‘coastal
fronts’ (de delen van elke kust die voor het relevante
maritieme gebied liggen) ongeveer 54% voor Guyana en 46%
voor Suriname is.
Vraag 9: Welke rechtsregels heeft het Arbitrage Tribunaal
toegepast?
Antwoord: Het Zeerecht Verdrag van de Verenigde Naties
(UNCLOS) bevat de rechtsregels die door een Tribunaal dat
een zeegrens vaststelt, worden toegepast.
UNCLOS bepaalt dat de vaststelling van de maritieme
grenzen tussen landen moet geschieden bij overeenkomst
tussen partijen en indien Staten niet in staat blijken
overeenstemming te bereiken, kunnen ze een oplossing
betrachten middels de uitspraak van een arbitrage tribunaal
ingesteld ingevolge Annex VII van UNCLOS. Dat is de
procedure die gevolgd werd door Barbados en Trinidad en
Tobago ten aanzien van hun zeegrensgeschil. Dat was de
eerste arbitrage ter vaststelling van de zeegrens onder
UNCLOS; het geschil tussen Guyana en Suriname is de tweede
arbitrage procedure van deze soort. Voor de territoriale zee
bepaalt UNCLOS dat de equidistantie methode moet worden
gehanteerd tenzij bijzondere omstandigheden een andere
grenslijn noodzakelijk maken. De equidistantie methode kent
bij een geschil tussen aangrenzende of tegenover elkaar
liggende staten aan elke staat het gebied toe dat dichter
bij zijn kust ligt dan bij de kust van de andere staat,
zodat de grenslijn de lijn is die gevormd wordt door de
punten die op gelijke afstand liggen van beide kusten.
Onder UNCLOS dienen de begrenzing van het continentaal
plateau en de exclusieve economische zone, (gebieden die
gelegen zijn voorbij de territoriale zee), te geschieden op
basis van het internationaal recht teneinde een billijke
oplossing te bereiken. De beslissing van het Tribunaal is
gebaseerd op deze regels van UNCLOS. Het Tribunaal besliste
dat de 10 graden lijn die Guyana en Suriname vele jaren in
acht namen een bijzondere omstandigheid was bij de
begrenzing van de territoriale zee tussen Suriname en
Guyana. Overeenkomstig de beslissingen van het
Internationaal Gerechtshof en de beslissing van het
arbitrage tribunaal in de arbitrage tussen Barbados en
Trinidad en Tobago heeft het Arbitrage Tribunaal buiten de
territoriale zee de equidistantie methode toegepast.
Vraag 10: Was de beslissing van het Tribunaal gebaseerd op
precedenten?
Antwoord: Ja. Het Tribunaal heeft zijn beslissing gebaseerd
op vroegere beslissingen van internationale gerechtshoven en
arbitrage tribunalen betreffende de begrenzing van
zeegebieden, met inbegrip van de recente beslissing van
arbiters in de arbitrage tussen Barbados en Trinidad en
Tobago.
Vraag 11: Wanneer werden de begrenzing van drie mijl,12 mijl
en 200 mijl in het internationaal recht effectief?
De grens van drie mijl werd door de koloniale mogendheden in
acht genomen. UNCLOS werd aangenomen in 1982 en machtigde
Staten om een grens van de territoriale zee van 12 mijl en
een grens van de exclusieve economische zone en het
continentaal plateau van 200 mijl aan te houden.
Vraag 12: Aan welk land is de locatie van het CGX incident
toegewezen?
Antwoord: Guyana. Aansluitend op de beslissing van het
arbitrage tribunaal in het geschil tussen Barbados en
Trinidad en Tobago die gegeven is tijdens de procedure
tussen Guyana en Suriname, besliste het Arbitrage Tribunaal
dat het internationaal recht uitgaat van een
vooronderstelling ten gunste van de equidistantie methode
waarbij aan elk land die gedeelten van het buiten de kust
gelegen gebied worden toegekend die dichter liggen bij de
kust van dat land dan bij de kust van het andere land.
Dienovereenkomstig trok het Tribunaal een equidistantie lijn
als de grens tussen Guyana en Suriname voorbij de 12 mijl
grens. Omdat de locatie van het CGX- incident iets dichter
bij Guyana ligt dan Suriname, viel het aan de Guyanese zijde
van de equidistantie lijn. Andere olie ‘prospects’ die
vielen onder de concessie die Guyana aan CGX had verleend,
zijn echter aan Suriname toebedeeld. Met name de locatie van
Wishbone’ die binnen de concessie lag die Guyana aan CGX had
toegekend, ligt nu, als gevolg van de grenslijn die door het
Arbitrage Tribunaal getrokken is, tenminste voor een deel
binnen het Surinaams gebied.
Vraag 13: Zijn er nog andere olieconcessies getroffen?
Antwoord: Ja, een concessie die Guyana meende aan Exxon te
kunnen verlenen wordt ook door de beslissing getroffen.
Concessies die Guyana meende te kunnen verlenen en die zich
uitstrekken tot het gebied dat het Arbitrage Tribunaal aan
Suriname heeft toegewezen, zijn onbevoegd verleend en deze
gebieden kunnen nu slechts door Suriname worden ontwikkeld.
Ongeveer 1300 vierkante kilometers van de CGX -concessie en
ongeveer 4300 vierkante kilometers van de Exxon concessie
liggen nu binnen Surinaamse wateren. Figure 2 is een kaart
waaruit de gevolgen van voor de bestaande Guyanese
concessies zijn aangegeven.
Vraag 14: Waren er nog andere geschilpunten in de procedure
behalve de vaststelling van de zeegrens?
Antwoord: Ja. Behalve de vordering betreffende de locatie
van de zeegrens, heeft Guyana gesteld dat Suriname zijn
verplichtingen jegens Guyana onder het internationaal recht
in juni 2000 zou hebben geschonden doordat boten van de
Surinaamse marine een boorplatform dat op gezag van de
Regering van Guyana opereerde, aan te zeggen om het
omstreden zeegebied te verlaten toen het boorplatform op het
punt stond een exploratie gat te boren. Bovendien heeft
Guyana een verklaring voor recht gevorderd dat Suriname had
nagelaten haar verplichtingen om provisionele maatregelen
van praktische aard overeen te komen en om de totstandkoming
van een definitieve overeenkomst tussen partijen niet te
verhinderen zou hebben geschonden. Suriname zou daardoor in
strijd hebben gehandeld met de artikelen 74(3) en 83(3) van
UNCLOS.
Het Arbitrage Tribunaal heeft Guyana’s vordering voor $ 34
miljoen schadevergoeding gebaseerd op het CGX- incident
integraal verworpen. Het Arbitrage Tribunaal heeft ook
vastgesteld dat zowel Guyana als Suriname voor het CGX-
incident hun verplichtingen ingevolge de artikelen 74(3) en
83(3) van UNCLOS niet behoorlijk zijn nagekomen.
Vraag 15: Het Tribunaal heeft Suriname’s handeswijze in het
CGX -incident bekritiseerd; wat is hierop het antwoord van
Suriname?
Antwoord: Suriname is van oordeel dat het Tribunaal in deze
een onjuiste beslissing heeft gegeven. Suriname’s doel was
om toe te zien op de naleving van zijn wetten in het
omstreden gebied en niet om met geweld te dreigen. Suriname
doet een beroep op Guyana om eraan mede te werken dat het
totale verslag van de procedure publiekelijk toegankelijk
wordt gemaakt zodat de wereld zelf Suriname’s handelswijze
kan beoordelen. In dit verband moet worden opgemerkt dat het
Tribunaal Guyana’s vordering dat Suriname zich schuldig
maakte aan gebruik van geweld, heeft verworpen evenals
Guyana’s vordering van $ 34 M voor schadevergoeding.
Vraag 16: Wat staat nu te gebeuren?
Antwoord: Suriname zal de beslissing van het Tribunaal
naleven en verwacht van Guyana dat zij hetzelfde zal doen.
Vraag 17: Wat is het significante economisch belang van deze
beslissing voor Suriname en Guyana?
Antwoord: Suriname is van oordeel dat de beslissing ten
voordele zal strekken van beide partijen in relatie tot hun
economische ontwikkeling. Onzekerheid omtrent de locatie van
de zeegrens heeft ontwikkeling van het omstreden gebied
ontmoedigd. Nu de grens duidelijk is vastgesteld, kan elke
partij vrijelijk exploratieactiviteiten in het gebied dat
onder zijn controle staat, autoriseren. Bedrijven die
geinteresseerd zijn om deel te nemen in deze ontwikkelingen,
kunnen dit nu doen in het vertrouwen dat de claims van
partijen duidelijk zijn begrensd. Deze eliminatie van lang
bestaande onzekerheid kan de ontwikkelingsperspectieven aan
beide zijden van de maritieme grens slechts verhogen.
Bovendien zijn aan Suriname nu verschillende als ‘belovend’
aangemerkte ‘prospects’, die tot nu toe buiten Suriname’s
bereik vielen onder onomstreden Surinaams gezag gekomen.
Bron: Dagblad Suriname,
21 september 2007 |