Nickerie.Net, maandag 19 mei 2008
Allochtone leerling in Nederland vaak onderschat
Cor Speksnijder, 13 mei 2008
AMSTERDAM - Er is de afgelopen jaren een elite ontstaan van hoogopgeleide en maatschappelijk succesvolle Turkse en Marokkaanse jongeren. Maar om het hoger onderwijs te bereiken, moeten zij vaak een langere weg afleggen dan hun autochtone leeftijdsgenoten. Dat komt mede doordat het talent van veel van deze allochtone jongeren niet wordt herkend op de basisschool.
Dit blijkt uit onderzoek dat het Instituut voor Migratie en Etnische Studies (IMES) van de Universiteit van Amsterdam heeft gedaan in de hoofdstad en in Rotterdam. Voor het onderzoek, dat vandaag onder de titel De tweede generatie. Last of kansen voor de stad? wordt gepresenteerd, zijn duizend in Nederland geboren Turkse en Marokkaanse jongeren (van 18 tot 35 jaar) ondervraagd. Het is het eerste grote onderzoek naar allochtone jongeren van de tweede generatie in Nederland. Het onderzoek maakt deel uit van een groot internationaal onderzoeksproject (TIES) dat de positie van de tweede generatie in acht Europese landen in kaart brengt.
Een kwart van de in Nederland geboren Turkse en Marokkaanse jongeren is inmiddels hoogopgeleid. ‘Vijftien jaar geleden waren succesvolle allochtone jongeren een uitzondering op de regel, maar bij de tweede generatie wordt de eerste elite zichtbaar’, zegt onderwijssocioloog Maurice Crul, een van de onderzoekers. Bijna de helft van deze groep blijkt via een tijdrovende weg in het hoger onderwijs terecht te zijn gekomen. Ze doorlopen vmbo en mbo voordat ze het hbo bereiken, een route die drie jaar langer duurt dan de directe toegang tot het hbo, via havo of vwo.
Onderschatting Deze jongeren zijn laatbloeiers en hebben enige tijd nodig hun achterstand in te halen, of ze zijn onderschat bij het verlaten van de basisschool. Volgens Crul is voor velen dat laatste het geval: zij hadden waarschijnlijk ook via de korte route hun doel kunnen bereiken. Allochtone leerlingen krijgen bij het verlaten van de basisschool vaak een lager advies voor vervolgonderwijs dan autochtone leerlingen met eenzelfde Cito-score.
Crul wijt het tijdverlies mede aan het verdwijnen van ‘succesroutes’ als de brugklas, van waaruit leerlingen vroeger sneller bij havo of vwo terechtkwamen. ‘De afschaffing daarvan levert de paradoxale situatie op dat honderden miljoenen worden besteed aan achterstandsleerlingen, terwijl tegelijkertijd bewezen succesroutes zijn afgeschaft.’ Sommige scholen zijn inmiddels bezig de overstap van mavo naar havo weer makkelijker te maken.
Minder begeleiding De dunne scheidslijn tussen succes en falen wordt vaak getrokken terwijl een leerling op het mbo zit. Een deel van de jongeren heeft moeite met de overgang van de schoolse omstandigheden op het vmbo naar het mbo, waar grotere vrijheid heerst en minder begeleiding is, en valt uit voordat een diploma is gehaald. Crul pleit dan ook voor een ‘doorlopende leerlijn’ tussen vmbo en mbo en voortzetting van de intensieve begeleiding die het vmbo kent. ‘Het is eigenlijk niet uit te leggen dat wij de moeilijkste leerlingen het kortst in een schoolse omgeving houden, terwijl havo- en vwo-leerlingen op die manier wel tot hun 17de of 18de worden vastgehouden’, zegt Crul.
Met de hoogopgeleide Turken en Marokkanen gaat het goed: ze kiezen vaak voor een studie die goede kansen biedt op de arbeidsmarkt (economische opleidingen, bedrijfskunde, rechten), ze vormen een nieuwe middenklasse, stellen huwelijk en het krijgen van kinderen uit tot na de studie en spelen een voorhoederol in hun gemeenschap. Ook na het huwelijk blijven vrouwen werken, al of niet parttime. Hoogopgeleiden zijn aanzienlijk progressiever in hun ideeën over vrouwenemancipatie en seksualiteit dan laagopgeleiden en zijn in grote meerderheid voorstander van een scheiding tussen kerk en staat.
Kloof Intussen groeit de kloof ten opzichte van een langzaam slinkende, maar nog altijd substantiële groep allochtone jongeren (ook een kwart), die op school achterblijft en geen startkwalificatie (minimaal 2 jaar mbo) haalt. Hun maatschappelijke positie is zwak en hun toekomst ziet er volgens Crul somber uit. ‘Als het deze jongeren van de tweede generatie niet lukt, wat geven zij die dan door aan hun kinderen?’ Ze zijn na het verlaten van de school vaak langere of kortere tijd werkloos, een deel leeft van een bijstandsuitkering en heeft financiële problemen. Gesubsidieerde banen zijn niet in trek bij deze zogenoemde ‘risicojongeren’. Slechts vier van de 250 ondervraagde werkende jongeren zonder startkwalificatie hebben zo’n baan. Toch zijn niet alle ‘risicojongeren’ probleemgevallen. Ze hebben vaak tijdelijke baantjes of werken in een familiebedrijf. Opvallend veel meisjes van Turkse afkomst wijden zich vroegtijdig geheel aan het huishouden. Een meerderheid van de jonge vrouwen zonder diploma’s heeft nauwelijks of geen eigen inkomen.
Bron/Copyright: |
|
Nickerie.Net / Volkskrant |
13-05-2008 |
|
E-mail: info@nickerie.net
Copyright © 2008. All rights reserved.
Designed by Galactica's Graphics