Nickerie.Net, maandag 02 juni 2008


Hindoestanen: 135 jaar immigratie

door Charles Chang

Op 5 juni is het precies 135 jaar geleden dat de Lalla Rookh hier de eerste Indiase contractarbeiders aan land zette, Er zouden er nog velen volgen, in totaal 34.000. In dat licht is er een tentoonstelling te zien in het Fort Zeelandia. Boeiend, omdat zelfs hindostanen soms de oorsprong van hun traditionele gebruiken, handelingen of kledij niet meer kunnen duiden, en de buitenstaanders al helemaal niet.

“Kijk mijn naam!”, zegt Neela Sewbalaksing. De onderdirectrice van de Parvati-muloschool wijst in ‘Het Namenboek Hindoestaanse Immigranten in Suriname (1873-1916)’. Haar collega Soesilawati Ramgatie-Bhaggan heeft minder succes. De reden waarom weet ze: “Sommigen hebben hun voornaam als familienaam opgegeven. In ons geval waren het drie broers die nu drie verschillende achternamen hebben.”

Directeur Neela: “Je moet de voornamen van opa en oma weten, dan kan je precies natrekken uit welk dorp en district van India zij vandaan kwamen, in welk depot ze werden verzameld, wat hun nummer was, want elke contractant werd met een nummer aangegeven, en in welke plantage hier ze hebben gewerkt.”

In de arme deelstaten van India, zoals Uttar Pradesh en Bihar, gingen de boeren vroeger - en misschien nu nog - ver van hun dorp om er op het land te werken. De achtergebleven vrouwen gaven dan met gedichten en klaagzang uiting aan hun gevoelens. Alleen in de regentijd hielden ze op met het geween -hun dierbaren keerden dan terug naar huis. De regentijd wordt daarom ook het seizoen van de liefde genoemd. Maar de ‘bidesia’, zij die naar het buitenland emigreerden voor een beter leven, kwamen niet zo gauw terug. Niet zo gauw, of nooit weer. Hoe is het hen vergaan? Wat is er bij hen en hun nakomelingen nog van de eeuwenoude cultuur en traditie over? Die vraag moet dr Badri Tewarie uit India zich steeds hebben gesteld wanneer hij de vrouwen op het platte land hun verdriet hoorde bewenen. Door zijn initiatief is ook de samenwerking ontstaan tussen Het Tropenmuseum in Nederland, een instituut uit India en het IMWO (Instituut voor Maatschappij Wetenschappelijk Onderzoek) van de ADEK voor het houden van een tentoonstelling in het Fort Zeelandia dat duurt van 21 december 2007 tot en met 15 augustus 2008. Daarvoor werd er al een tentoonstelling gehouden in onder meer India.

Strijkijzer

“Zonder stroom?” merkt een van de leerlingen van de Parvatischool op. “Vroeger verwarmde je het ijzer eerst op hete houtskolen en dan ging je strijken”, legt de onderdirectrice uit. Bij de houten klompen kon ze niet op de naam komen. “Heette het geen klampoe?” Haar collega weet het ook niet meer. De vierde klasse leerlingen kijken verbaasd naar het geweven bed. Een weet het zeker: een Sierra matras is beter! De migratie van Brits-Indiërs naar Suriname heeft van 1873 tot 1916 geduurd. Na de eerste paar schepen kwam er een tijdelijke stop: de sterfte aan boord was vrij hoog. Gehaaste en onzorgvuldige selecties, schaarste en slechte voeding in het Calcutta depot waren daaraan debet. In totaal 34000 kantraki’s maakten de overtocht, waarvan ongeveer een derde terugkeerde. De weinige bagage die ze bij zich hadden, bestond onder andere uit kleding, voedsel en persoonlijke voorwerpen, maar het meest waardevolle wat ze meebrachten was toch het niet-tastbare: hun culturele bagage. De taal, religies, muziek en gewoonten en tradities zijn belangrijk geweest voor de identiteit en de overleving van de immigranten in het nieuwe vaderland.

“Heel vroeger”, zegt Neela Sewbalaksing, “versierden ze het erf met bogen van bamboe bij een huwelijk. Als je geld had liet je de bogen met franjes van vliegerpapier versieren door mensen die er weet van hebben. Nu zie je dat niet eens meer op boiti; men laat het over aan feestbedrijven die met gekleurde doeken en lichtjes komen.”

In het filmpje over een huwelijk op zijn Hindoestaans herkennen de leerlingen de mensen uit hun buurt, maar dat het bruidspaar niet de juiste traditionele kleding aan heeft, weet alleen juf Neela. De onderdirectrice weet ook een verklaring voor ‘Mother India’. Zelfmoord, uitbuiting, maar ook succes, familie-eer en opvoeding thuis, komen in de oude film voor. “Je kan het verschillende interpretaties geven maar dwars door alles heen zegt het verhaal dat je door hard werken, door moeder aarde te bewerken, iets kan bereiken in het leven. De film laat ook zien dat men vroeger nog bij elkaar woonde, nu gaat iedereen uit huis na het huwelijk. Het is een verschil hoor, met wat je nu ziet in de Bollywood films!”

Erfgoed

Het bezoekersaantal van het museum is van 13.000 in 2006 gestegen naar 19.000 in 2007. “Maar”, zegt Hilde Neus, medewerkster van het Surinaams Museum, “tweederde komt van de scholen, de rest zijn toeristen; van de lokale bezoekers zijn het weinig.” Elk jaar heeft ze weer een programma klaar voor de scholen. Haar wens is om ook de kinderen uit de districten en het binnenland naar het fort te krijgen. “Het is een kostbare zaak, vooral het transport, maar we moeten via de kinderen proberen het besef en de belangstelling voor cultureel erfgoed bij te brengen, anders gaat alles verloren.” Over ‘Bidesia’: “Er was een gebrek aan mankracht, het was zoeken naar materiaal, mensen gooien de oude voorwerpen weg, maar gelukkig hebben we toch heel veel schenkingen gekregen en verder is er, met wat het museum al had, aangevuld.” De @@@@@ (functie) hoopt dat de expositie ergens permanent ondergebracht kan worden. “Het museum heeft al materiaal van de inheemsen en marrons, maar van de andere bevolkingsgroepen is er nog groot gebrek aan.”

Kankantri

In het derde filmpje op de Bidesia tentoonstelling , over ‘De Laatste Kantraki’, vertelt een oud vrouwtje van honderd over haar leven als klein meisje in India, vervolgens hoe en waar in Suriname ze terechtkwam en tenslotte over haar tweede grote reis: Nederland. Vele Hindoestanen vertrokken rond ’75 voor een beter leven naar Nederland. Daar moesten de bidesia’s zich aan een nieuwe maatschappij en levenswijze aanpassen. Alleen heeft deze uittocht een groot verschil met de eerste: men gaat niet zo zeer uit economische motieven en het contact met de achtergeblevenen blijft bestaan. Op 5 juni is het precies 135 jaar geleden dat de eerste kalkattá suma met de Lala Rookh hier aankwamen. In dat kader wordt er een aantal activiteiten verwacht.

Bron/Copyright:

Nickerie.Net / Parbode

27-04-2008

WWW.NICKERIE.NET

E-mail: info@nickerie.net

Copyright © 2008. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics