Nickerie.Net, woensdag 21 januari 2009
Obama beëdigd als 44ste president van Amerika
D. van Hoogstraten (Volkskrant)
NEW YORK - Barack Hussein Obama is aangetreden als 44ste president van de Verenigde Staten in de hoofdstad Washington. ‘We moeten onzelf oppakken, onszelf afstoffen en beginnen aan de taak van het vernieuwen van Amerika’, zei de nieuwe president in zijn inaugurele rede.
Hij refereerde aan de economische crisis, de strijd tegen terreur en radicalisme, aan werkloosheid en oorlog. ‘Waar we ook kijken, er is werk te doen.’ Maar hij verzekerde zijn landgenoten en de wereld dat het land ‘de uitdagingen van de nieuwe tijd’ aankan.
Met eerlijkheid, hard werken, nieuwsgierigheid, moed, loyaliteit en patriottisme - ‘oude en ware dingen’ – zal Amerika groots blijven, zei Obama. ‘Onze capaciteiten zijn onaangetast. We blijven het machtigste en productiefste land op aarde.’ Hij voegde toe: ‘Wij zijn groter dan de som van onze verschillen.’ Het mozaďek van culturen, kleuren, relegies en talen is de grootste kracht van Amerika, betoogde Obama.
Marteling ‘Wij wijzen het verschil tussen onze veiligheid en onze idealen af’, aldus Obama, een referentie aan zijn afwijzing van marteling en militaire gevangenissen in de strijd tegen terreur. De speech bevatte meerdere uitgesproken punten van kritiek op de voormalige president, hoewel hij George W. Bush ook dankte voor zijn dienst aan het land. De machtsoverdracht verliep tot het einde opvallend hoffelijk; Obama bracht Bush naar diens helicopter en de twee mannen omhelsden elkaar, wat zelden voorkomt.
De nieuwe president beloofde betere verhoudingen met de rest van de wereld, maar sloeg ook een harde toon aan tegenover vijanden van de VS. Hij zei dat Amerika landen de hand wil reiken, maar waarschuwde: ‘Onze geest is sterk en kan niet worden gebroken.’ Tegen terroristen: ‘Wij zullen jullie verslaan.’ Later sprak hij moslimlanden direct aan en zei te hopen op ‘een nieuwe weg voorwaarts’ vanuit ‘wederzijds belang en wederzijds respect’.
Slavernij Op deze koude, heldere winterdag legde de Democraat Obama de eed af met zijn hand op de bijbel van Abraham Lincoln. Deze president ondertekende 146 jaar geleden de emancipatieverklaring, waarmee de slaven werden vrijgemaakt. In de Burgeroorlog die volgde, kwamen honderdduizenden mensen om. Bij het monument voor Lincoln, vlakbij het capitool, sprak Martin Luther King veertig jaar geleden over zijn droom, die volgens velen naderbij is gekomen met Obama’s aantreden.
De opvolger van Bush is de eerste zwarte president van de VS. Obama omschreef zichzelf als ‘een man wiens vader zestig jaar geleden mogelijk niet geholpen zou zijn in een restaurant’ en verwonderde zich over dit moment waarop hij ‘de heilige’ eed kon afleggen. Met zijn vrouw Michelle en dochters Malia en Sasha, trekt hij vandaag in het Witte Huis, dat door slaven werd gebouwd.
Volledige toespraak Barack Obama |
|
Nederlands | Engels |
Toespraak
Barack Obama WASHINGTON - Mijn medeburgers: Ik sta hier vandaag voor u, nederig door de taak die mij te doen staat, dankbaar voor het vertrouwen dat u in mij heeft gesteld, mij goed bewust van de offers die door onze voorouders zijn gebracht. Ik dank President Bush voor zijn diensten aan ons volk en ook voor de gastvrijheid en medewerking die hij heeft betoond gedurende het hele proces van overdracht. Vierenveertig Amerikanen hebben nu de presidentiële eed afgelegd. Deze woorden zijn gesproken tijdens een opwaartse beweging van welvaart en de kalme wateren van de vrede. Maar soms wordt de eed ook afgelegd temidden van zich samenpakkende donkere wolken en razende stormen. In dat soort tijden heeft Amerika doorgezet, niet alleen vanwege de vaardigheid of visie van haar leiders, maar omdat wij, het volk, de idealen van onze voorvaderen trouw zijn gebleven, en onze oprichtingsdocumenten trouw zijn gebleven. Zo is het in het verleden gegaan; zo moet het ook gaan met deze generatie Amerikanen. Dat we midden in een crisis zitten is nu goed duidelijk. Onze natie is in oorlog, tegen een verstrekkend netwerk van geweld en haat. Onze economie is sterk verzwakt: dit is een gevolg van hebzucht en gebrek aan verantwoordelijkheid van de kant van sommigen, maar is ook te wijten aan het feit dat wij met z'n allen niet in staat zijn geweest moeilijke keuzes te maken en het land voor te bereiden op een nieuw tijdperk. Mensen zijn hun huis kwijtgeraakt, hun baan verloren, hebben hun bedrijven moeten sluiten. Onze gezondheidszorg is te duur, en te veel mensen redden het niet in ons schoolsysteem. En elke dag brengt ons meer bewijzen dat de manier waarop wij energie verbruiken onze tegenstanders sterker maakt en een bedreiging vormt voor onze planeet. Dit zijn de indicatoren van de crisis, die onderhevig zijn aan gegevens en statistieken. Minder goed meetbaar maar minstens even diepgaand is een groeiend gebrek aan vertrouwen in ons hele land - de knagende angst dat de neergang van Amerika onontkoombaar is, en dat de volgende generatie haar verwachtingen zal moeten bijstellen. Vandaag zeg ik u dat de uitdagingen waarmee wij geconfronteerd worden, reëel zijn. Ze zijn ernstig en talrijk. Ze zullen niet gemakkelijk of snel kunnen worden opgelost. Maar dit wil ik u zeggen, Amerika: ze zullen worden opgelost! Vandaag zijn wij hier bijeen omdat wij gekozen hebben voor hoop in plaats van angst, saamhorigheid in plaats van onenigheid en meningsverschillen. Vandaag zijn wij hier om een einde te maken aan kleinzielige rancune en valse beloften, aan de verwijten en versleten dogma's die al al te lang onze politiek hebben verstikt. Wij zijn nog steeds een jong land, maar zoals in de Schrift staat: de tijd is gekomen om 'kinderlijke zaken vaarwel te zeggen'. De tijd is gekomen om ons doorzettingsvermogen te herbevestigen; om te kiezen voor onze betere geschiedenis; om dat kostbare geschenk, dat nobele idee, te propageren, dat is doorgegeven van generatie op generatie: die door God geschonken belofte dat iedereen gelijk is, dat iedereen vrij is, en dat iedereen de kans moet krijgen om hun volledige portie geluk na te streven. Wanneer wij de grootheid van ons land herbevestigen zijn we ons ervan bewust dat grootheid nooit iets vanzelfsprekends is. Het moet verdiend worden. Bij onze reis hebben we nooit de kortste weg gekozen, of de weg van de minste weerstand. Deze weg is niet voor de lafhartige, voor hen die ontspanning verkiezen boven werk, of die alleen de lusten van rijkdom en roem nastreven.. Nee, het zijn zij die bereid zijn om risico's te nemen, de doeners, de makers van dingen - van wie sommigen beroemd waren maar vaker onbekende hardwerkende mannen en vrouwen - die ons hebben gedragen langs het lange, zware pad naar de welvaart en de vrijheid. Voor ons hebben zij hun karige bezittingen ingepakt en de reis over de oceaan ondernomen op zoek naar een nieuw leven. Voor ons hebben zij geploeterd in benarde omstandigheden, en hebben ze het Westen gekoloniseerd; de klap van de zweep doorstaan, de harde aarde doorploegd. Voor ons hebben zij gevochten en zijn ze gestorven, in plaatsen als Concord en Gettysburg, Normandië en Khe Sahn. Steeds weer hebben deze mannen en vrouwen geworsteld, offers gebracht en gezwoegd totdat hun handen kapot waren, opdat wij een beter leven zouden hebben. Zij beschouwden Amerika als meer dan de som van onze individuele ambities; groter dan alle verschillen in afkomst of rijkdom of groepering. Dit is de reis die wij vandaag voortzetten. Wij zijn nog altijd het meest welvarende en machtige land op aarde. Onze werkers zijn niet minder productief dan voor het begin van deze crisis. Onze geest is niet minder vindingrijk, en er bestaat nog even veel behoefte aan onze goederen en diensten als vorige week of vorige maand of vorig jaar. Ons vermogen is nog even groot. Maar de tijd dat wij pas op de plaats konden maken, dat we specifieke belangen konden beschermen en onplezierige beslissingen op de lange baan konden schuiven - die tijd is beslist voorbij. We moeten vanaf vandaag hard aan het werk gaan, de mouwen opstropen, en opnieuw beginnen met de taak van de wederopbouw van Amerika. Want er is werk aan de winkel waar we ook kijken. De toestand van de economie vraagt om actie, om snel en doeltreffend handelen, en we zullen ook handelen - niet alleen om nieuwe banen te scheppen maar ook om een nieuwe basis voor groei te leggen. We zullen de wegen en bruggen gaan bouwen, de elektrische netwerken en digitale verbindingen die onze handel bevoorraden en ons allen verbinden. We zullen de wetenschap weer haar rechtmatige plaats geven, en gebruik maken van de wonderen van de techniek om de kwaliteit van de gezondheidszorg te verbeteren en de kosten daarvan te verlagen. We zullen de zon en de wind en de bodem temmen om brandstof te verschaffen voor onze auto's en onze fabrieken te laten draaien. En we zullen onze scholen en universiteiten hervormen zodat ze beter voldoen aan de eisen van de nieuwe tijd. Dit alles kunnen wij doen - en dit alles zullen wij doen. Nu zijn er sommigen die onze ambities in twijfel trekken - die aangeven dat ons systeem niet al te veel grote plannen kan verdragen. Deze mensen zijn kort van memorie; want ze zijn vergeten wat dit land al heeft gepresteerd, en waartoe vrije mannen en vrouwen in staat zijn als hun verbeeldingsvermogen hand in had gaat met een gemeenschappelijk doel, als nood hand in hand gaat met moed. Wat de cynici niet begrijpen is dat er een aardverschuiving heeft plaatsgehad, en dat de afgezaagde politieke argumenten die zo lang gemeengoed zijn geweest nu niet meer van toepassing zijn. Vandaag de dag vragen wij ons niet meer af of onze regering te groot of te klein is, maar of hij functioneert; of de regering gezinnen helpt om banen te vinden tegen redelijke betaling, gezondheidszorg die ze zich kunnen veroorloven, een waardig pension. Waar het antwoord op deze vragen Ja luidt, zijn wij van plan door te gaan; waar het antwoord nee luidt worden de regelingen beëindigd. En die mensen die de publieke fondsen beheren zullen ter verantwoording worden geroepen: om verstandig geld uit te geven, slechte gewoontes te corrigeren, en zaken te doen in het volle daglicht - want dan pas kunnen wij het cruciale vertrouwen tussen het volk en zijn regering herstellen. Ook is de belangrijkste vraag niet of de markt een kracht ten goede of ten kwade is. Het vermogen van de markt om rijkdom te genereren en vrijheid te verhogen is ongeëvenaard, maar deze crisis heeft ons een signaal gegeven dat zonder waakzaamheid de markt onbeheersbaar kan worden - en dat een land geen welzijn kan kennen als het alleen de welvarenden begunstigt. Het succes van onze economie is altijd afhankelijk geweest niet alleen van de omvang van onze Bruto Binnenlands Product, maar van de reikwijdte van onze welvaart; van ons vermogen om kansen te verschaffen aan een ieder die daarvoor open staat - niet uit liefdadigheid, maar omdat dat de zekerste weg is naar ons gemeenschappelijk goed. Wat betreft onze gezamenlijke verdediging: de keuze tussen onze veiligheid en onze idealen verwerpen wij als onjuist. De grondleggers van onze natie, die voor gevaren stonden die wij ons nauwelijks kunnen voorstellen, hebben een handvest opgesteld die garant stond voor onze rechtsorde en rechten van de mens, een handvest dat is uitgegroeid door het bloed van vele generaties. De wereld wordt nog steeds verlicht door die idealen, en we zullen ze niet opgeven uit opportunisme. En dus zeg ik tegen alle andere volkeren en regeringen die vandaag kijken, van de grootste hoofdsteden tot het kleine dorpje waar mijn vader werd geboren: weet dat Amerika een vriend is van elke natie en alle manen, vrouwen en kinderen die op zoek zijn naar een toekomst vol vrede en waardigheid, en dat we er opnieuw klaar voor zijn om de leiding te nemen. Ik roep in herinnering dat eerdere generaties niet alleen tegen fascisme en communisme optraden met tanks en granaten, maar met stevige allianties en duurzame overtuigingen. Zij begrepen al dat alleen onze kracht alleen niet genoeg is om ons te beschermen en ons niet het recht geeft om te doen wat wij maar willen. Integendeel, zij wisten dat onze kracht groeit door voorzichtigheid te gebruiken; onze veiligheid komt voort uit de rechtvaardigheid van ons doel, de kracht van ons voorbeeld, de temperende eigenschappen van nederigheid en inperking. Wij zijn de bewaarders van dit erfgoed. Als we ons eens temeer laten leiden door deze principes, zijn we opgewassen tegen die nieuwe bedreigingen die een nog grotere inspanning vergen - een nog nauwere samenwerking en wederzijds begrip tussen naties. We zullen beginnen Irak op verantwoordelijke wijze aan haar volk over te laten. We zullen een welverdiende vrede smeden in Afghanistan. Met oude vrienden en vijanden van weleer zullen we onvermoeibaar samenwerken om de nucleaire dreiging te verminderen en het spook van een opwarmende planeet verjagen. We zullen ons niet verontschuldigen voor onze levensstijl, noch aarzelen om die te verdedigen. En voor diegenen die hun doel proberen te bereiken door middel van terreur en het afslachten van onschuldge mensen: laten we nu tegen u zeggen dat wij sterker zijn en dat onze geest niet gebroken kan worden; u zult het niet langer volhouden dan wij en wij zullen u verslaan. Want wij weten dat ons veelkleurige erfgoed een kracht inhoudt, geen zwakte. Wij zijn een natie van christenen en moslims, joden en hindoes - en ongelovigen. Wij zijn gevormd door elke taal en cultuur uit alle hoeken van deze aarde; en omdat we van de bittere smaak van de burgeroorlog en segregatie hebben geproefd, en sterker en meer verenigd uit dat donkere hoofdstuk naar voren zijn gekomen, kunnen we niet anders dan geloven dat de oude haat ooit zal verdwijnen; dat de lijnen die de stammen scheiden spoedig zullen vervagen; dat, naarmate de wereld kleiner wordt, onze gezamenlijke menselijkheid naar boven zal komen; en dat Amerika haar rol moet vervullen in het verwelkomen van een nieuw tijdperk van vrede. Aan de moslimwereld zeg ik dat we op zoek zijn naar een nieuwe weg voorwaarts, gebaseerd op gezamenlijke interesse en wederzijds respect. Aan die leider in de wereld die conflicten probeert te stimuleren, of het leed van zijn samenleving aan het Westen wijten: weet dat uw volk u zal beoordelen op basis van wat u kunt opbouwen, niet wat u kunt vernietigen. Aan diegenen die hun macht ontlenen aan corruptie en bedrog en het monddood maken van anders denkenden: weet dat u de geschiedenis niet aan uw zijde hebt staan maar dat wij u een hand zullen toereiken als u bereid bent om uw vuist te openen. Aan de volkeren van arme naties, zeg ik dat we met u zullen samenwerken om uw boerderijen te laten opbloeien en schoon water over uw land te laten stromen; om uitgehongerde lichamen en hongerige geesten te voeden. Aan naties zoals de onze die kunnen genieten van een relatieve welvaart zeggen we dat we het ons niet meer kunnen veroorloven om onverschillig te zijn ten opzichte van leed buiten onze grenzen; noch kunnen we de bronnen in de wereld opmaken zonder aandacht voor de gevolgen. Want de wereld is veranderd en wij zullen moeten mee veranderen. Terwijl we nadenken over de weg die voor ons ligt, denken we met nederige dankbaarheid terug aan die dappere Amerikanen die, terwijl ik spreek, in verre woestijnen en berggebieden patrouilleren. Zij hebben ons vandaag iets te zeggen, net zoals de helden die in Arlington liggen door de eeuwen zullen blijven fluisteren. Wij eren hen niet alleen omdat zij de bewakers van onze vrijheid zijn, maar ook omdat zij de geest van gedienstigheid vertegenwoordigen; een bereidheid om betekenis te vinden in iets dat groter is dan zij zelf. En toch, op dit moment - een moment dat een hele generatie zal bepalen - is het juist deze geest die bezit van ons allen moet nemen. Want hoeveel een regering ook kan en moet doen, uiteindelijk is het het geloof en de vastberadenheid van het Amerikaanse volk waarop deze natie steunt. Het is de vriendelijkheid om een vreemdeling op te nemen wanneer de dijken doorbreken, de onzelfzuchtigheid van werknemers die liever uren inleveren dan dat een vriend zijn of haar baan verliest, die er voor zorgt dat we ons door deze donkere tijden weten te slaan. Het is de moed van de brandweerman om een trap vol rook op te stormen, maar ook de bereidheid van een ouder om een kind te voeden, die uiteindelijk ons lot bepaalt. Onze uitdagingen kunnen dan nieuw zijn. De middelen waarmee we er tegen vechten kunnen nieuw zijn. Maar die waarden waarop ons welslagen berust - hard werken en eerlijkheid, moed en eerlijk spel, tolerantie en nieuwsgierigheid, loyaliteit en patriottisme - dat zijn oude waarden. Ze zijn de waarheid. Ze liggen aan de basis van de stille kracht van de vooruitgang door onze hele geschiedenis. Wat wordt gevraagd is dus een antwoord op deze waarheden. Wat er nu van ons vereist wordt, is een nieuw tijdperk van verantwoordelijkheid - een erkenning, door elke Amerikaan, dat we plichten hebben jegens onszelf, onze natie en de wereld, plichten die we niet met gemorrel accepteren maar juist met plezier aanvaarden, gesterkt door de wetenschap dat er niets zo bevredigend is voor onze geest, niets zo vormend is voor ons karakter, dan ons volledig inzetten voor een moeilijke taak. Dit is de prijs, en de belofte van burgerschap. Dit is de oorsprong van ons vertrouwen - de wetenschap dat God ons oproept om vorm te geven aan een onzekere bestemming. Dit is de betekenis van onze vrijheid en onze overtuiging - waarom mannen en vrouwen en kinderen van elk ras en elke overtuiging in dit voortreffelijke centrum bijeenkomen om samen te vieren, en waarom een man wiens vader minder dan zestig jaar geleden in een plaatselijk restaurant misschien niet zou worden bediend, nu voor u kan staan om een bijzondere heilige eed af te leggen. Laten wij daarom deze dag in ons hart opsluiten, en denken aan wie wij zijn en de lange weg die we hebben afgelegd. In het jaar van Amerika's geboorte, in de allerkoudste maand, zit een kleine groep patriotten bijeengehurkt rond een stervend kampvuur aan de oevers van een ijzige rivier. De hoofdstad werd verlaten. De vijand was in aankomst. De sneeuw was bevlekt met bloed. Op het moment dat de uitkomst van onze revolutie het meest betwijfeld werd, gebood de vader van onze natie om deze woorden aan het volk voor te lezen: Zeg het voort aan de toekomstige wereld... dat midden in de winter, toen niets dan hoop en deugd nog kon overleven... dat de stad en het land, gealarmeerd door een gezamenlijke dreiging, naar voren traden om deze het hoofd te bieden. Amerika. In het aangezicht van onze gezamenlijke bedreigingen, in deze zware winter, laten we ons deze tijdloze woorden herinneren. Laten we de ijzige stromen nog eenmaal met hoop en deugd weerstaan, en laten we de stormen die nog zullen komen het hoofd bieden. Laat het gezegd zijn door de kinderen van onze kinderen dat we, toen we getest werden, weigerden om deze reis ten einde te laten komen, dat we niet onze rug toekeerden en weifelden; en met de ogen op de horizon en Gods gratie op ons allen, gaven we die geweldige gave die vrijheid heet door en, leverden die veilig over aan toekomstige generaties.
|
Barack Obama’s speech
WASHINGTON - My fellow citizens: I stand here today humbled by the task before us, grateful for the trust you have bestowed, mindful of the sacrifices borne by our ancestors. I thank President Bush for his service to our nation, as well as the generosity and cooperation he has shown throughout this transition. Forty-four Americans have now taken the presidential oath. The words have been spoken during rising tides of prosperity and the still waters of peace. Yet, every so often, the oath is taken amidst gathering clouds and raging storms. At these moments, America has carried on not simply because of the skill or vision of those in high office, but because We the People have remained faithful to the ideals of our forebearers, and true to our founding documents. So it has been. So it must be with this generation of Americans. That we are in the midst of crisis is now well understood. Our nation is at war, against a far-reaching network of violence and hatred. Our economy is badly weakened, a consequence of greed and irresponsibility on the part of some, but also our collective failure to make hard choices and prepare the nation for a new age. Homes have been lost; jobs shed; businesses shuttered. Our health care is too costly; our schools fail too many; and each day brings further evidence that the ways we use energy strengthen our adversaries and threaten our planet. These are the indicators of crisis, subject to data and statistics. Less measurable but no less profound is a sapping of confidence across our land -- a nagging fear that America’s decline is inevitable, and that the next generation must lower its sights. Today I say to you that the challenges we face are real. They are serious and they are many. They will not be met easily or in a short span of time. But know this, America: They will be met. On this day, we gather because we have chosen hope over fear, unity of purpose over conflict and discord. On this day, we come to proclaim an end to the petty grievances and false promises, the recriminations and worn-out dogmas, that for far too long have strangled our politics. We remain a young nation, but in the words of Scripture, the time has come to set aside childish things. The time has come to reaffirm our enduring spirit; to choose our better history; to carry forward that precious gift, that noble idea, passed on from generation to generation: the God-given promise that all are equal, all are free, and all deserve a chance to pursue their full measure of happiness. In reaffirming the greatness of our nation, we understand that greatness is never a given. It must be earned. Our journey has never been one of shortcuts or settling for less. It has not been the path for the fainthearted -- for those who prefer leisure over work, or seek only the pleasures of riches and fame. Rather, it has been the risk-takers, the doers, the makers of things -- some celebrated, but more often men and women obscure in their labor -- who have carried us up the long, rugged path toward prosperity and freedom. For us, they packed up their few worldly possessions and traveled across oceans in search of a new life. For us, they toiled in sweatshops and settled the West; endured the lash of the whip and plowed the hard earth. For us, they fought and died, in places like Concord and Gettysburg; Normandy and Khe Sahn. Time and again, these men and women struggled and sacrificed and worked till their hands were raw so that we might live a better life. They saw America as bigger than the sum of our individual ambitions; greater than all the differences of birth or wealth or faction. This is the journey we continue today. We remain the most prosperous, powerful nation on Earth. Our workers are no less productive than when this crisis began. Our minds are no less inventive, our goods and services no less needed than they were last week or last month or last year. Our capacity remains undiminished. But our time of standing pat, of protecting narrow interests and putting off unpleasant decisions -- that time has surely passed. Starting today, we must pick ourselves up, dust ourselves off, and begin again the work of remaking America. For everywhere we look, there is work to be done. The state of the economy calls for action, bold and swift, and we will act -- not only to create new jobs, but to lay a new foundation for growth. We will build the roads and bridges, the electric grids and digital lines that feed our commerce and bind us together. We will restore science to its rightful place, and wield technology’s wonders to raise health care’s quality and lower its cost. We will harness the sun and the winds and the soil to fuel our cars and run our factories. And we will transform our schools and colleges and universities to meet the demands of a new age. All this we can do. And all this we will do. Now, there are some who question the scale of our ambitions -- who suggest that our system cannot tolerate too many big plans. Their memories are short. For they have forgotten what this country has already done; what free men and women can achieve when imagination is joined to common purpose, and necessity to courage. What the cynics fail to understand is that the ground has shifted beneath them -- that the stale political arguments that have consumed us for so long no longer apply. The question we ask today is not whether our government is too big or too small, but whether it works -- whether it helps families find jobs at a decent wage, care they can afford, a retirement that is dignified. Where the answer is yes, we intend to move forward. Where the answer is no, programs will end. And those of us who manage the public’s dollars will be held to account -- to spend wisely, reform bad habits, and do our business in the light of day -- because only then can we restore the vital trust between a people and their government. Nor is the question before us whether the market is a force for good or ill. Its power to generate wealth and expand freedom is unmatched, but this crisis has reminded us that without a watchful eye, the market can spin out of control -- and that a nation cannot prosper long when it favors only the prosperous. The success of our economy has always depended not just on the size of our gross domestic product, but on the reach of our prosperity; on our ability to extend opportunity to every willing heart -- not out of charity, but because it is the surest route to our common good. As for our common defense, we reject as false the choice between our safety and our ideals. Our Founding Fathers, faced with perils we can scarcely imagine, drafted a charter to assure the rule of law and the rights of man, a charter expanded by the blood of generations. Those ideals still light the world, and we will not give them up for expedience’s sake. And so to all other peoples and governments who are watching today, from the grandest capitals to the small village where my father was born: Know that America is a friend of each nation and every man, woman and child who seeks a future of peace and dignity, and that we are ready to lead once more. Recall that earlier generations faced down fascism and communism not just with missiles and tanks, but with sturdy alliances and enduring convictions. They understood that our power alone cannot protect us, nor does it entitle us to do as we please. Instead, they knew that our power grows through its prudent use; our security emanates from the justness of our cause, the force of our example, the tempering qualities of humility and restraint. We are the keepers of this legacy. Guided by these principles once more, we can meet those new threats that demand even greater effort -- even greater cooperation and understanding between nations. We will begin to responsibly leave Iraq to its people, and forge a hard-earned peace in Afghanistan. With old friends and former foes, we will work tirelessly to lessen the nuclear threat, and roll back the specter of a warming planet. We will not apologize for our way of life, nor will we waver in its defense, and for those who seek to advance their aims by inducing terror and slaughtering innocents, we say to you now that our spirit is stronger and cannot be broken; you cannot outlast us, and we will defeat you. For we know that our patchwork heritage is a strength, not a weakness. We are a nation of Christians and Muslims, Jews and Hindus -- and nonbelievers. We are shaped by every language and culture, drawn from every end of this Earth; and because we have tasted the bitter swill of civil war and segregation, and emerged from that dark chapter stronger and more united, we cannot help but believe that the old hatreds shall someday pass; that the lines of tribe shall soon dissolve; that as the world grows smaller, our common humanity shall reveal itself; and that America must play its role in ushering in a new era of peace. To the Muslim world, we seek a new way forward, based on mutual interest and mutual respect. To those leaders around the globe who seek to sow conflict, or blame their society’s ills on the West: Know that your people will judge you on what you can build, not what you destroy. To those who cling to power through corruption and deceit and the silencing of dissent, know that you are on the wrong side of history; but that we will extend a hand if you are willing to unclench your fist. To the people of poor nations, we pledge to work alongside you to make your farms flourish and let clean waters flow; to nourish starved bodies and feed hungry minds. And to those nations like ours that enjoy relative plenty, we say we can no longer afford indifference to suffering outside our borders; nor can we consume the world’s resources without regard to effect. For the world has changed, and we must change with it. As we consider the road that unfolds before us, we remember with humble gratitude those brave Americans who, at this very hour, patrol far-off deserts and distant mountains. They have something to tell us today, just as the fallen heroes who lie in Arlington whisper through the ages. We honor them not only because they are guardians of our liberty, but because they embody the spirit of service; a willingness to find meaning in something greater than themselves. And yet, at this moment -- a moment that will define a generation -- it is precisely this spirit that must inhabit us all. For as much as government can do and must do, it is ultimately the faith and determination of the American people upon which this nation relies. It is the kindness to take in a stranger when the levees break, the selflessness of workers who would rather cut their hours than see a friend lose their job which sees us through our darkest hours. It is the firefighter’s courage to storm a stairway filled with smoke, but also a parent’s willingness to nurture a child, that finally decides our fate. Our challenges may be new. The instruments with which we meet them may be new. But those values upon which our success depends -- hard work and honesty, courage and fair play, tolerance and curiosity, loyalty and patriotism -- these things are old. These things are true. They have been the quiet force of progress throughout our history. What is demanded then is a return to these truths. What is required of us now is a new era of responsibility -- a recognition, on the part of every American, that we have duties to ourselves, our nation and the world; duties that we do not grudgingly accept but rather seize gladly, firm in the knowledge that there is nothing so satisfying to the spirit, so defining of our character, than giving our all to a difficult task. This is the price and the promise of citizenship. This is the source of our confidence -- the knowledge that God calls on us to shape an uncertain destiny. This is the meaning of our liberty and our creed -- why men and women and children of every race and every faith can join in celebration across this magnificent Mall, and why a man whose father less than 60 years ago might not have been served at a local restaurant can now stand before you to take a most sacred oath. So let us mark this day with remembrance, of who we are and how far we have traveled. In the year of America’s birth, in the coldest of months, a small band of patriots huddled by dying campfires on the shores of an icy river. The capital was abandoned. The enemy was advancing. The snow was stained with blood. At a moment when the outcome of our revolution was most in doubt, the father of our nation ordered these words be read to the people: ‘Let it be told to the future world ... that in the depth of winter, when nothing but hope and virtue could survive... that the city and the country, alarmed at one common danger, came forth to meet.’ America. In the face of our common dangers, in this winter of our hardship, let us remember these timeless words. With hope and virtue, let us brave once more the icy currents, and endure what storms may come. Let it be said by our children’s children that when we were tested, we refused to let this journey end, that we did not turn back, nor did we falter; and with eyes fixed on the horizon and God’s grace upon us, we carried forth that great gift of freedom and delivered it safely to future generations.
|
Bron/Copyright: |
|
Nickerie.Net / Volkskrant / Telegraaf |
20 -01 -2009 |
|
E-mail: info@nickerie.net
Copyright © 2009. All rights reserved.
Designed by Galactica's Graphics