Nickerie.Net, dinsdag 04 mei 2010
3 Mei: Internationale dag van de persvrijheid ‘Ze hebben ze allemaal doodgeschoten!’
door Pieter Van Maele, 03/05/2010
“Na december 1982 stond de volledige redactie van de Ware Tijd onder hevige censuur. Het militaire bewind besliste zelfs op welke plaats elk stuk kwam. Na 1987 kregen we min of meer persvrijheid terug, en dat was ook in de krant merkbaar. Beetje bij beetje durfden de journalisten weer vrijuit te schrijven.” Leo Morpurgo, voormalig hoofdredacteur van de Ware Tijd, herinnert zich zijn werk tijdens het woelige militaire bewind nog scherp. Ondanks zijn gezegende leeftijd – inmiddels 85 jaar oud – praat Morpurgo nog heel gedetailleerd over wat zich bijna dertig jaar geleden in Suriname afspeelde. Nita Ramcharan, momenteel onder meer docente journalistiek aan de Academie voor Hoger Kunst en Cultuur Onderwijs, merkt bovendien op dat zelfcensuur tot op vandaag speelt. Toch vindt ze niet dat alle problemen waarmee de journalistiek kampt hun oorsprong vinden in de militaire periode.
Vandaag, op de internationale dag van de persvrijheid, gaat het in Suriname redelijk goed wat persvrijheid betreft. Hoewel we volgens de Franse NGO Reporters Without Borders wereldwijd nog altijd maar op de 42ste positie staan, is de situatie in het land volgens hen ‘bevredigend’ te noemen. Ook Freedom House, een Amerikaanse NGO die net als Reporters Without Borders persvrijheid onderzoekt, kwalificeert Suriname als een land met een vrije pers.
dWTfoto/Annelies Verhelst Journalisten interviewen Jennifer van Dijk-Silos, voorzitter van het Onafhankelijk Kiesbureau. Suriname staat voor wat de persvrijheid betreft op de 42ste positie van de Franse NGO Reporters Without Borders.-.
Toch was het ooit helemaal anders. Tijdens het militaire regime (1980-1987), en vooral na de Decembermoorden, voerden de militairen onder leiding van de huidige NDP voorzitter Desi Bouterse een strenge perscensuur in. Het redactiegebouw van de Vrije Stem ging de avond voor de Decembermoorden in vlammen op en ook De West mocht niet meer verschijnen. De Ware Tijd, toen dus nog onder het hoofdredacteurschap van Leo Morpurgo, mocht nog verschijnen, maar werd wel gemuilkorfd.
“Herinneringen aan toen komen nog wel eens naar boven. Ik kijk met gemengde gevoelens naar die periode terug. Als persoon heb ik niet veel last gehad van de militairen, maar als journalist des te meer. Vooral dus na december 1982, toen journalisten niets meer te vertellen hadden. In het begin bleef ik wel nog doorschrijven, maar mijn stukken haalden gewoon de kolommen niet. Toch bleef ik doorgaan met de krant. Dat was een echt dilemma, maar ik kon het niet maken om de deuren te sluiten. Hoe zouden al mijn redacteuren anders hun gezin onderhouden hebben?” Volgens Morpurgo hadden de militairen dWT uitgekozen, omdat de krant in de jaren tachtig een oplage van 45.000 exemplaren had. “De Nationale Militaire Raad was ervan overtuigd dat ze een spreekbuis nodig hadden. Daarom kozen ze maar voor de krant met de grootste oplage. Onze lezers hadden uiteraard snel begrepen dat de Ware Tijd niet meer de krant van voorheen was. Onze oplage daalde pijlsnel naar 18.000 exemplaren.”
Klap
De censoren die op de redactie van de Ware Tijd rondliepen – Wezenhagen, Knoppel en Braafheid – namen hun ‘opdracht’ uitermate serieus. “Toch hebben ze zich altijd heel goed gedragen. Nooit arrogant, nooit onbeleefd. Later hoorde ik dat ze speciaal die instructie gekregen hadden van Imro Themen, de politicus van Progressieve Arbeiders en Landbouw Unie (PALU) die verantwoordelijk was voor het censureren van de Surinaamse media. Waarom hij hen die opdracht gegeven heeft, weet ik niet. Het is wel zo dat Themen bij ons ‘vriend aan huis was’, zo schreef hij eerder soms kunstrecensies.” Dat betekent niet dat Morpurgo niet met geweld te maken kreeg. “Mijn werk als hoofdredacteur kwam vooral neer op me bij militairen verantwoorden. Op een dag werd ik weer maar eens bij hen ontboden. Ik moest me verantwoorden voor enkele kritische stukken. Toen ik bij de militairen kwam, kreeg ik onmiddellijk een klap. Maar de stukken die ik onder ogen kreeg, kende ik helemaal niet. Ze hadden nooit in de Ware Tijd gestaan. Later bleek dat ze van de hand waren van Humphrey Keerveld, de redacteur die het tijdschrift ‘Bondru’ publiceerde en later in Guyana vermoord werd. Ik werd in de gevangenis gegooid, met drie zaten we in één cel. Na enkele dagen kwam echter een bevriende officier naar me toe die me vroeg waarom ik was opgesloten. Hij haalde me onmiddellijk uit de cel. Dat bewijst dat binnen de Nationale Militaire Raad verschillende facties los van elkaar opereerden.”
Leo Morpurgo, de eerste hoofdredacteur van de Ware Tijd.-.Foto/Sven Lieuw Kie Song
Tranen Morpurgo vertelt zijn verhaal to-the-point en zonder horten en stoten. Pas als Lesley Rahman, journalist bij onder meer de Ware Tijd en één van de vijftien slachtoffers van de Decembermoorden ter sprake komt, stokt zijn stem heel even. “De dood van Lesley heb ik heel vroeg op de dag vernomen. Bij ons op de redactie kwam heel vaak een Chinese vriend van de toenmalige uitgever. Zijn woorden vergeet ik nooit meer: “Ze hebben ze allemaal doodgeschoten!” Ik weet niet hoe hij dat wist. Ik heb de volledige redactie bijeengeroepen en hen toegesproken: “Lesley is geëxecuteerd.” Iedereen zat natuurlijk in zak en as, er zijn heel wat tranen gevallen. Niemand had ooit gedacht dat zoiets als de Decembermoorden zou kunnen gebeuren. Desi Bouterse kwam trouwens zelf nooit op de redactie van dWT en hij gedroeg zich in het begin van de revolutie altijd heel keurig.” De ommekeer van een zwaar gecensureerde krant, waarvan zelfs de telefoontoestellen van redacteuren afgeluisterd werden, naar een vrije krant, verliep volgens Morpurgo redelijk gemakkelijk. “Na 1987 waren we min of meer vrij te schrijven wat we wilden. De enige regel die nog bestond – iets wat premier Wim Udenhout ons had opgelegd – was dat we geen buitenlandse berichten over Suriname mochten overnemen. Tegelijk is een hele generatie kritische journalisten niet opgestaan. We bleven voorzichtig toen we onze artikelen schreven, zelfs na de militaire periode”, besluit Morpurgo.
Intimidaties
De terugkeer naar een vrije pers, nadat zich in 1987 terug een burgerbewind geïnstalleerd had, verliep inderdaad moeizaam. Als in de kerstnacht van 1990 de militairen hun zogenaamde 'telefooncoup' plegen, durft alleen het katholieke weekblad ‘Omhoog’ kritisch uit de hoek te komen. Ook de cijfers van Freedom House bevestigen dat de media in Suriname niet plots vrije media zijn. Pas in 2000, bij het aantreden van het tweede kabinet-Venetiaan, krijgt Suriname weer permanent het label een vrije pers te hebben. Wie wel kritisch schrijft, wordt het knap lastig gemaakt. Dat ondervond ook Nita Ramcharan, die in 1986 bij dWT in dienst trad en van 1995 tot 2001 als hoofdredacteur aan het roer stond. “Ik heb wel vaker met intimidaties te maken gehad. In 1993 is thuis bij me ingebroken. Mijn volledige interieur was beklad met doodskoppen en kruizen. Alles was vernietigd, tot in mijn kleerkast toe. Ik heb nooit geweten uit welke hoek die bedreigingen kwamen. Daarnaast kreeg ik vaker ook wel intimiderende telefoontjes, mijn telefoon is zelfs een tijdje afgeluisterd geweest.” Dat weerhield Ramcharan echter niet om te blijven schrijven. “Het is als journalist belangrijk te beseffen dat je niet alleen staat. Je hebt een hele redactie met collega’s waarop je kunt terugvallen. Tot voor kort was het als journalist ook niet mogelijk om persoonlijk vervolgd te worden. Dat is pas gebeurd in 2003, toen Somohardjo journaliste Erna Aviankoi aanklaagde.” Ramcharan vindt het niet abnormaal dat het militaire regime zware littekens naliet. “Een volledig gecensureerd medialandschap kan je niet van de ene dag op de andere herstellen. De telefooncoup toonde bovendien aan dat de dreiging van het wapen bleef bestaan. Het is dus logisch dat ‘ontwaken uit de censuur’ een moeilijk proces is waaraan stap voor stap gewerkt moet worden. Bovendien moesten niet alleen de journalisten weer leren omgaan met hun vrijheid, ook de burgers moesten hun geloof in de media weer terugwinnen.”
Flapuiten
Volgens Ramcharan blijft zelfcensuur in de Surinaamse media een probleem. “We zijn er inderdaad nog lang niet, maar als je ziet van waar we komen dan hebben we toch al een hele vooruitgang meegemaakt. Er is echter nog steeds een echo te horen van de dreun die de journalistiek in de jaren ‘80 heeft gekregen. Zo is er nog altijd een zekere mate van zelfcensuur. Dat vind ik bovendien nog een groter probleem dan opgelegde censuur. In het geval van zelfcensuur denken de mensen namelijk dat de pers vrij is, terwijl dat dan toch niet het geval is. Je zal hier bijvoorbeeld heel weinig lezen over drugszaken. Nochtans hebben we alle wetten en zijn we formeel een land met een volledig vrije pers, toch blijven zaken als deze echt onderbelicht. Daarnaast denken heel veel mensen nog steeds dat journalisten echte flapuiten zijn die zomaar alles publiceren, waardoor bronnen hier veel minder snel informatie off-the-record durven geven.”
De oorzaak voor de heersende zelfcensuur mag echter niet alleen als een nawee van de militaire periode beschouwd worden, aldus Ramcharan. “De Surinaamse realiteit, waarin uitgevers en eigenaren mee de inhoud van hun krant bepalen, speelt ook een grote rol. Dat zou in feite niet mogen. Ten slotte zouden journalisten eigenlijk alleen journalist mogen zijn, en bijvoorbeeld niet journalist én voorlichter. Alleen op die manier zal ook de kwaliteit van onze media stijgen, want journalisten moeten méér zijn dan alleen een doorgeefluik van informatie. Het wordt tijd dat we die evolutie nu ook meemaken, het heeft lang genoeg geduurd.”.-.
Persvrijheid in onze regio
In onze regio hebben zeventien landen een vrije pers (48 procent), terwijl zestien landen (46 procent) gedeeltelijk vrij zijn. Cuba en Venezuela hebben helemaal geen vrije pers. Dat blijkt uit een onderzoek van Freedom House. Vooral de Caribische landen doen het regionaal gezien heel goed, terwijl Centraal- en Zuid-Amerika achterop hinken. In vergelijking met een aantal jaar terug is de Zuid-Amerikaanse situatie zelfs verslechterd.
Cuba doet het uitermate slecht en heeft volgens het onderzoek van Freedom House één van de minst vrije medialandschappen ter wereld. Ook in Venezuela blijft ‘t huilen met de pet op: de regering van Hugo Chavez doet er alles aan om zijn stalen handgreep over de pers niet te verliezen. De situatie in Colombia en Guatemala, waar journalisten dagelijks te maken krijgen met intimidatie en (zelf)-censuur, blijft ook zorgwekkend.
Daarnaast zijn de Verenigde Naties ontzettend bezorgd over de situatie in Honduras. In dat land, waar onlangs ook een staatsgreep gebeurde, werden dit jaar al zes journalisten vermoord. De recentste moord gebeurde op de amper 22 jaar oude radiopresentator Luis Antonio Chévez Hernández.
Guyana ging er wel op vooruit. Minder journalisten kregen er te maken met agressie en dankzij het besluit van de Guyanese overheid om Kaieteur News, de grootste private krant van het land, niet meer economisch te boycotten, steeg de persvrijheid er.
Brazilië ging het minder goed af, net als Mexico, waar de overheid weigert wetgeving door te voeren die diversiteit en onafhankelijkheid van de pers zou moeten garanderen. Daarnaast regeert in Mexico de zelfcensuur, vooral in berichtgeving over de nietsontziende drugsoorlog, criminaliteit en corruptie.
De Verenigde Staten van Amerika blijven ten slotte één van de primussen van de regio. Journalisten kregen er minder te maken met bedreigingen of geweld, daarentegen ging de diversiteit van de media in de regio als een gevolg van de economische en financiële crisis er wel op achteruit.-.
Bron / Copyright: | |
Nickerie.Net / de Ware Tijd |
04-05-2010 |
|
E-mail: info@nickerie.net
Copyright © 2010. All rights reserved.
Designed by Galactica's Graphics