Nickerie.Net, maandag 19 juli 2010


Column Sandew Hira: Anil Ramdas uitgedaagd

Anil Ramdas, columnist voor de NRC in Nederland, heeft mij en Armand Zunder ervan beschuldigd dat we rancuneus en niet op een zakelijke manier de discussie over het Nederlandse slavernijverleden voeren. Dat is een positieve zaak. Eindelijk worden Surinaamse intellectuelen volwassen en nemen hun taak in het publieke leven serieus.

Een belangrijk kenmerk van een volwassen democratie is het verschijnsel openbaar debat. Debatten tussen mensen met fundamentele meningsverschillen hebben niet tot doel dat de critici het eens worden met elkaar. Het doel is dat de deelnemers stellingen poneren en argumenten aandragen waarmee anderen hun mening over het onderwerp vormen. Daardoor leveren zij een bijdrage aan de meningsvorming in een gemeenschap en aan de ontwikkeling van een democratische geest in de samenleving.

Voor die meningsvorming heb je twee elementen nodig: Ten eerste, mensen die de moed hebben om in de arena van het publieke debat te stappen. Ten tweede, integere media die het principe van hoor-en-wederhoor toepassen en de publieke tribune scheppen voor de debaters.

Laten we dieper ingaan op het eerste element. Sommige onderwerpen voor het publieke debat zijn heel gevoelig. Mental slavery en decolonizing the mind zijn zulke onderwerpen. Het gaat onder meer om de relatie tussen Nederland en Suriname, de verhoudingen tussen rassen en etnische groepen, de inrichting van het onderwijs, economische zaken (herstelbetalingen), eigenwaarde of schaamte van een volk, waarden en normen en om macht. Er staat veel op het spel. Standpunten innemen in de publieke arena kan gevolgen hebben voor de persoon, die de verkeerde standpunten inneemt voor de heersende machten: een carrière kan geblokkeerd worden, een subsidiekraan kan dichtgedraaid worden, een mogelijke opdracht kan aan je neus voorbijgaan, een column bij een krant kan gestopt worden. Het zou niet mogen, maar de werkelijkheid is niet anders.

Een moderne intellectueel zou zich hier niets van moeten aantrekken. Het verschil tussen een intellectueel en een pajongwaaier is dat een intellectueel hongert naar het debat en een pajongwaaier hongert naar zijn pensioen. Een intellectueel neemt standpunten in ongeacht de klimatologische omstandigheden. De pajongwaaier kijkt naar het weer en stemt zijn standpunten daarop af: als de wind naar rechts waait, buigt hij een beetje naar rechts en als de wind naar links draait, buigt hij een beetje naar links.

Het grootste verschil tussen de intellectueel en de pajongwaaier is echter omgaan met angst. Een intellectueel is niet bang om standpunten in te nemen en te verdedigen in publieke debatten. Een pajongwaaier gelooft niet in de eigen argumentatie en is onzeker. Daarom leeft hij in angst en vermijdt koortsachtig het publieke debat in de hoop dat de discussies gauw overgaan en weer rustige tijden aanbreken waar hij kan keuvelen en babbelen tot de late namiddag en daarna heerlijk slapen in een zacht wiegende hangmat.

Soms heb ik het gevoel dat we meer pajongwaaiers dan intellectuelen hebben in de Surinaamse intelligentsia en onder de Nederlandse intelligentsia die zich met Suriname bezig houdt. Ik hoop dat ik me vergis.

Mijn eerste ervaring met de enorme angst voor het publieke debat was gek genoeg niet met Surinamers, maar met Nederlanders. Toen ik de discussie over decolonizing the mind begon kreeg ik reacties van – voor Surinamers - bekende Nederlanders. Journalist John Jansen van Galen, die een dissertatie schrijft over het Surinaamse nationalisme, mailde me dat hij het niet hoffelijk vond dat ik hem bekritiseerde over zijn voorwoord bij het boek van Anton de Kom, waarin hij de vloer aanveegt met De Kom. Zelf vond hij het kennelijk niet onhoffelijk om kritiek te uiten op Anton de Kom. Toen ik hem antwoordde, dat kritiek deel is van het publieke debat en hem uitnodigde voor een publiek debat, werd het stil. De mailwisseling stopte.

Naar aanleiding van het debat dat ik had met Professor Gert Oostindie over decolonizing the mind in oktober 2009, kreeg ik op de dag van het debat een kribbige mail van Professor Alex van Stipriaan, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Waarom hebben we hem overgeslagen? Hij wil ook meedoen. Hij had veel kritiek op mijn benadering van het kolonialisme. Geweldig!, dacht ik bij me. “Kom Alex, doe mee. Wanneer kun je?” Mijn antwoord zond ik daags na het debat. Alex moet gehoord hebben hoe het Gert is vergaan. En weer bleef het stil aan de overkant. Bij de organisatie van de conferentie over herstelbetalingen, slavernij en kolonialisme op 27 juni 2010 in Amsterdam heb ik Alex persoonlijk uitgenodigd om te komen en zijn bijdrage aan de discussie te leveren. Hij wou het alleen overwegen als ik kon garanderen dat hij niet bekritiseerd werd. Die garantie kon ik niet bieden.

Ik begrijp waarom blanke intellectuelen moeite hebben om met kritische zwarte denkers in discussie te gaan. Ze hebben eeuwenlang in een cultuur geleefd, waarbij kleur en niet de inhoud de kracht van hun argumentatie bepaalde. Lange tijd gold dat als je zwarte mensen van een stelling wilt overtuigen – maakt niet uit welke stelling – dan moet je een blanke man die laten verkondigen. Dan wordt het als zoete koek ingeslikt.

CNN had onlangs een item waarbij Chinese bedrijven dit element gebruiken in hun bedrijfsvoering in sommige derde wereldlanden. Chinese managers zochten via advertenties naar blanke acteurs die ze als nep-bazen van hun bedrijf konden inzetten in die landen. Hun ervaring had hen geleerd dat als Chinese managers aan de onderhandelingstafel zaten, ze minder serieus werden genomen dan als ze blanken meenamen die deden alsof zij de baas waren.

Het zal ongeveer zo gegaan zijn. Eerst het sollicitatiegesprek. Deng Sang Miau interviewt Peter White. Miau: “Waar heb je je acteerdiploma gehaald?” White: “London school of Arts” Miau: “Wat is je tarief?” White: “2000 euro per dag inclusief btw” Miau: “Aangenomen”

Ergens in Afrika of Zuid-Amerika zitten Miau en White aan de vergadertafel om het contract te tekenen. White: “Miau, heb je het contract bij je?” Miau: “Ija baas?”

Buiten in de tropennacht, na ondertekening van het contract: Miau: “Goed gedaan, White” White: “Thanks boss!”

White krijgt zijn gage inclusief btw overgemaakt. Miau gaat lachend terug naar Beijing.

De tijden zijn veranderd. Steeds meer zwarte mensen luisteren naar argumenten en kijken niet naar de kleur van de persoon die de argumenten naar voren brengen.

Anil Ramdas schrijft voor een blanke krant, de NRC. In zijn column stelt hij dat Zunder en de organisatoren van de internationale conferentie in Amsterdam rancuneus en niet zakelijk praten over het slavernijverleden. Ik heb samen met Delano Veira namens de organisatoren een weerwoord geschreven op die kritiek. Zijn krant, de NRC, zet graag een grote mond op als de beste kwaliteitskrant in Nederland, maar durfde die reactie niet te publiceren. Hoor en wederhoor is geen onderdeel van het kwaliteitskenmerk van NRC. De column van Ramdas en de reactie van de organisatoren is te vinden op www.iisr.nl (zie onder dit bericht).

De kritiek van Anil Ramdas raakt de kern van de zaak: hoe kijk je aan tegen het slavernijverleden en de doorwerking daarvan in de huidige samenleving in Nederland en Suriname? Is praten over decolonizing the mind een kwestie van rancune of van het opvullen van een groot manco in de publieke discussie? Ik daag Anil Ramdas graag uit tot een publiek debat naar aanleiding van zijn kritiek. Laten we onze verantwoordelijkheid als intellectuelen in een democratische samenleving serieus nemen. Hoor en wederhoor hoef je niet alleen toe te passen in de NRC. In onderling overleg bepalen we een zaal en een datum. Ik ben benieuwd of hij de handschoen oppakt of dat ik teleurgesteld achterblijf omdat het weer stil wordt aan de overkant.

Sandew Hira Reacties naar: sandewhira@amcon.nl


Anil Ramdas is simplistisch in slavernij discussie

Spaanse Bok

IISR en Ons Suriname hebben op zondag 27 juni een internationale conferentie georganiseerd over herstelbetalingen. NRC columnist Anil Ramdas heeft zich met zijn bijdrage op 7 juli gemengd in de discussie over herstelbetalingen en kritiek geuit op de conferentie.
Hieronder volgt een antwoord van IISR en ons Suriname op de kritiek. In het kader van hoor en wederhoor zou men verwachten dat de redactie van NRC ons verweer zou publiceren. Maar dat weigerde de krant.

Anil Ramdas stelt in zijn bijdrage aan de discussie over het slavernij verleden in NRC van 6-7-2010 (“debat over slavernij is harteloos en rancuneus”) dat zakelijk spreken over slavernij niet lukt. Hij heeft het dan niet over zijn bijdrage, maar over de bijdrage van o.a. de Surinaamse econoom Armand Zunder en de organisatoren van een internationaal symposium over herstelbetalingen, slavernij en kolonialisme.

Het symposium werd gehouden op zondag 27 juni van 10.00-17.00 uur. Anil Ramdas kwam halverwege de conferentie (Zunder had dan al zijn bijdrage geleverd) en hij bleef amper een uur.
De inleiders op het symposium waren:
Veronique Helenon, Associate Professor aan de Florida International University
Ramon Grosfoguel, Associate Professor aan de University of California Berkely
Stephen Small, de nieuwe hoogleraar slavernijgeschiedenis aa de Universiteit van Amsterdam.
Henry Fry, emiritus hoogleraar aan de University of California Berkely. Ramon Zunder, econoom uit Suriname en schrijver van het boek Herstelbetalingen.

De conferentie is georganiseerd door de Vereniging Ons Suriname en het Internationaal Institute for Scientific Research met ondersteuning van het Nationaal Instituut Slavernijverleden en erfenis (NiNSee)e en niet door de uitgeverij van het boek van Zunder, zoals Ramdas schrijft. Als Ramdas de conferentie vanaf het begin had meegemaakt, dan had hij een zakelijk betoog kunnen horen over o.a. de omvang van het Nederlandse aandeel in het aantal slachtoffers van slavernij. Die bedroeg niet 600.000 mensen zoals hij schrijft, maar 20 miljoen. Het getal van 600.000 is gebaseerd op een aandeel van 5% in het aantal mensen dat levend is aangekomen in de Amerika’s. Maar het aantal slachtoffers omvat het aantal mensen dat opgeofferd is om een persoon levend af te leveren (de ratio lopen op tot 5 slachtoffers per levend aangekomen Afrikaan) en vooral het aantal mensen dat in vrijheid is geboren als mens en direct na de geboorte tot slaaf is gemaakt gedurende 300 jaar slavernij. Uitgaande van 12 miljoen mensen die levend zijn aangekomen gaat het om een schatting van 400 miljoen slachtoffers. Het cijfer van 600.000 steekt schril af tegen het getal van 20 miljoen als we het aandeel van Nederland op 5% stellen. Als Ramdas de conferentie van het begin had meegemaakt had hij deze feiten tot zich kunnen nemen.

Zunder heeft een methode ontwikkeld om een schatting te maken van het bedrag aan herstelbetalingen dat Nederland zou moeten betalen aan Suriname en de nazaten van het kolonialisme in Suriname. Kort gesteld komt het hierop neer. Het bedrag voor herstelbetalingen bestaat uit twee componenten: niet betaalde en onderbetaalde loon enerzijds en een schadeloosstelling voor humaan leed. Zunder heeft achterhaald hoe groot de importwaarde was van de goederen uit Suriname in Nederland (suiker, koffie cacao) etc. Dat bedrag is 125 miljard euro in 2006. Vervolgens heeft hij een looncomponent van 30% geschat voor niet betaalde en onderbetaalde loon en komt daarmee uit op 37 miljard euro in 2006. Vervolgens heeft hij als volgt een bedrag geschat voor humaan leed. Bij de afschaffing van de slavernij zijn er herstelbetalingen gepleegd. Echter niet aan de slachtoffers, maar aan de misdadigers van het systeem. Die kregen 300 gulden per slaaf uitbetaald. Zunder stelt dat het geld aan de slachtoffers had moeten worden gegeven. Dat is niet gebeurd. Het totale bedrag hiervoor in euro’s van 2006 bedraagt 13 miljard. Zo komt hij tot een totale schatting van 50 miljard aan herstelbetalingen die Nederland aan Suriname en de slachtoffers van het Nederlands kolonialisme in Suriname zou moeten uitkeren. Niks rancune, maar zakelijk onderbouwd met feiten en toetsbare veronderstellingen.

Ramdas schetst een rancuneuze klaagsfeer op het symposium, alsof een verzameling van radikalen bij elkaar was die maar wat riepen. Bovendien zou Henry Louis Gates voor verrader zijn uitgemaakt. Er bestaat een integraal audioverslag van het symposium. Hierdoor kunnen we dit verzinsel van Ramdas eenvoudig weerleggen.

Anil Ramdas denkt dat een excuusje van de koningin en het opnemen van een plaatje van één erge vorm van mishandeling – de Spaanse bok – in de geschiedenisleerboeken voldoende moet zijn om deze misdaad tegen de menselijkheid een plaats te geven in de Nederlandse geschiedenis. Wat een simplistische opinie.
Maar ook daar heeft hij recht op.

Sandew Hira (International Institute for Scientific Research)
Delano Veira (Ons Suriname)
Sandew Hira Delano Veira Armand Zunder
Bron/copyright:

Nickerie.Net / NSS / Amcon / RNW

19-07-2010

WWW.NICKERIE.NET

Email: info@nickerie.net

Copyright © 2010. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics