Nickerie.Net, woensdag 03 augustus 2011


Ontslag Soentik, Bouterse's vlucht voor het verleden

Maandag, 1 aug 2011
 

 ‘President’ Bouterse, drugsveroordeelde en hoofdverdachte van de decembermoorden, is razend omdat deskundigen van de Afdeling Curricumontwikkeling van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (MINOV) het hebben aangedurfd, het stilzwijgen over de decembermoorden in het geschiedenisonderwijs te doorbreken. In Wij en ons verleden, het concept voor een geschiedenisboekje voor de laatste klas van het basisonderwijs, wordt de betrokkenheid van Bouterse, toen de sterke man van het militaire bewind, besproken. Ook de verontwaardiging van de Surinamers over de moorden komt aan bod. Een foto van een demonstratie toont een protestbord met het opschrift ‘Bouterse moordenaar’. De courage civil en de esprit van professionele autonomie moeten van de ‘president’ worden afgestraft. Voormalig universiteitsdocent economie Robert Soentik, directeur van het MINOV, mag als zondebok fungeren. Tegen de personeelswet en de beginselen van behoorlijk bestuur in, eist de ‘president’ dat Soentik ontslagen moet worden. Waarom wordt deze ambtenaar, een representant van het academische kader, die inhoudelijk, procedureel en ethisch niets verkeerds heeft gedaan, het slachtoffer van partijpolitieke willekeur en presidentieel machtsmisbruik?

‘Moord op het intellect’
Een van de onderscheidende kenmerken van dictatoriale en fanatiek ideologische regimes en bewegingen is de weerzin en/of haat tegen intellectuelen, journalisten en schrijvers. In het Cambodja van Pol Pot maakte het dragen van een bril je al verdacht. Zij die de pretentie koesteren de waarheid in pacht te hebben zien in de journalist die de feiten onthult of de jurist die onrechtmatig gedrag bekritiseert bedreigingen van hun geloofwaardigheid, gezag en macht. Zij verkiezen de monoloog boven de dialoog, de insinuatie boven het feit en de intimidatie boven het argument. Zonder uitzondering leidt deze cultuur van de gesloten geest tot autoritaire verhoudingen binnen bedoelde regimes en bewegingen, waar al gauw een Grote Leider, met in het kielzog vaak zijn meeprofiterende familie, boven alle kritiek verheven is. Binnen zo een politiek dynastiek systeem trachten de aanhangers in hun maar al te menselijke streven naar een hogere status en hoger inkomen bovenal in het gevlei bij de Leider te komen.

De hysterische aanval van de NDP op de makers van Wij en ons verleden vormt daar een treffend voorbeeld van. Zonder ook maar een poging tot feitelijke onderbouwing maakte de dominante pro-Bouterse fractie (2) binnen de NDP hen uit voor ‘criminelen’. Hun professionele werk zou ‘geschiedvervalsing’ van het oppositionele Nieuw Front zijn, met het oogmerk ‘de president te criminaliseren’. De jeugd zou worden ‘besmet’. De intimidatie leek een herhaling. In 2007, toen John Leerdam en Betty Goede van de Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede (OGV) beeldmateriaal van het 8 decembertoneelstuk van Hugo Pos De tranen van Den Uyl aan enkele scholen overhandigden, gingen NDP ‘partijstructuren’ wild tekeer. Zij beschuldigden de makers en aanbieders van ‘geestelijke kinderprostitutie en pedofilie’ en bepleitten ‘controlemechanismen op alle scholen’. In lijn met de NDP verdachtmakingen tegen de makers van Wij en ons verleden beweerde ook de directeur van het Kabinet van de ‘President’ dat het geschiedenisboekje een product was van het Nieuw Front, ‘omdat het al voor de verkiezingen zou uitkomen’. Hij demonstreerde daarmee niet alleen staatsrechtelijk analfabetisme, hij trachtte vooral te maskeren dat we hier te doen hebben met een fors moreel conflict binnen de regeringscoalitie. Het MINOV, verantwoordelijk voor het geschiedenisboekje, staat immers onder leiding van Pertjajah Luhur van Paul Somohardjo, de man die in de jaren tachtig als geducht tegenstander van de militaire dictatuur actief was en die Robert Soentik zijn ‘kroonprins’ noemt. Dat de coalitie er niet een is van gedeelde waarden, maar van de verdeelde buit, is echter niet meer aan het zicht van de Surinamer te onttrekken. Het dreigende gescheld van de pro-Bouterse clan binnen de NDP en vanuit het Kabinet van de ‘President’ moet niet alleen de tegenstellingen binnen de regeringscoalitie verhullen, ook moet worden toegedekt, dat als het gaat om de decembermoorden, het zwijgen binnen de NDP de stilte is van kruit, want geweven van een leugen.

Bouterse hield als NDP voorzitter in 2007 zijn aanhang voor dat hij tijdens de decembermoorden ‘bij de familie Lie Paw Sam’ was en niet in het Fort Zeelandia, hij was slechts ‘politiek verantwoordelijk’. ‘Ik heb niet de trekker overgehaald’. Hoewel hij het niet expliciet ontkende was de suggestie dat hij niet de opdracht tot de moorden had gegeven. Los van het feit dat hij als bevelhebber en machtigste man van het land ook in het nemen van zijn ‘politieke verantwoordelijkheid’ volledig had gefaald door in het geheel geen onderzoek naar de moorden te laten instellen (1), dreigt voor Bouterse de onomstotelijke onthulling van zijn lafheid, een fatale gebeurtenis voor een leider.

In 1984, nadat de tweede man van Militair Gezag Roy Horb al onder verdachte omstandigheden in zijn cel was overleden, trachtten pro-Bouterse officieren als Marcel Zeeuw tegenover VN rapporteur mr. Amos Wako de schuld in de schoenen van Horb te schuiven. Nu tracht de politieke advocaat van Bouterse, voormalig activist van de militaire dictatuur mr. I. Kanhai, met behulp van meinedige verklaringen van getuigen à décharge de verdediging van zijn cliënt zodanig te construeren dat de schuld in de schoenen van de nu ook overleden bataljonscommandant Paul Bhagwandas wordt geschoven. Maar het alibi van Bouterse is vals. Uit de verklaring van zijn toenmalige buitenvrouw, die bij de familie Lie Paw Sam verbleef, blijkt dat hij pas laat in de avond van 8 december 1982 bij haar arriveerde, dus nadat de vijftien slachtoffers waren vermoord. Niet alleen hebben verschillende ooggetuigen verklaard dat Bouterse op 8 december 1982 aanwezig was in het Fort Zeelandia, het is ook op videofilm vastgelegd.

Op die film, die tijdens het 8 decemberstrafproces is vertoond, zien we Bouterse met de André Kamperveen, die evenals journalist Jozef Slagveer onder de dwang van mishandeling een valse zelfbeschuldigende verklaring had moeten voorlezen. Uit de ooggetuigenverklaringen van vakbondsleider Fred Derby en die van aanwezige militairen, blijkt dat Bouterse het tribunaaltje dat de doodvonnissen uitsprak voorzat. Kortom, hij was hoofd opdrachtgever van de moorden van 8 december 1982. Op 9 december 1982 loog hij op de televisie het Surinaamse volk voor dat de slachtoffers ‘op de vlucht zijn neergeschoten’. Zonder enig respect voor de symbolen van de natie liet hij zich daarbij flankeren door de vlag van de republiek en het nationaal wapen waarop het Justitia, Pietas, Fides prijkt. Als onderdeel van een totalitaire machtsgreep werden vijftien ongewapende en vooraanstaande critici van dictatuur en mensenrechtenschendingen, journalisten, advocaten, universiteitsdocenten, ondernemers en militairen, mannen van uiteenlopende politieke overtuiging, onder valse voorwendselen – ze zouden zogenaamd een ‘staatsgreep’ voorbereiden –, zonder vorm van proces mishandeld en doodgeschoten. Dit zijn de namen van die helden van de democratie: Bram Behr, Lesley Rahman, Jozef Slagveer, Frank Wijngaarde, John Baboeram, Eddy Hoost, Kenneth Gonçalves, Harold Riedewald, Cyrill Daal, Surendre Rambocus, Jiwan Sheombar, André Kamperveen, Robby Sohansingh, Gerard Leckie en Suchrin Oemrawsingh.

Essayist Anil Ramdas sprak van een ‘moord op het intellect’. In haar Report on the Situation of Human Rights (1983) herhaalde de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) in verband met de decembermoorden haar standpunt ‘dat niets de toepassing van terroristische methoden rechtvaardigt.’ Wat 9/11 is voor de Verenigde Staten en Utøya/Oslo 2011 voor Noorwegen, zijn de decembermoorden voor Suriname. Alleen, bij ons waren de terroristen ook machthebbers. Het staatsapparaat was instrumenteel aan de misdrijven. Mede daarom is de volkenrechtelijke delictomschrijving misdrijf tegen de menselijkheid volledig van toepassing op de decembermoorden, evenals later ook op de massamoord op tientallen Marron dorpelingen te Moi Wana (1986). Deze omstandigheid verklaart in belangrijke mate de moeizaamheid van de (strafrechtelijke) verwerking van het nationale trauma in Suriname. Met nu als president de man van ‘op de vlucht neergeschoten’ heeft Suriname een president van de leugen, een man op de vlucht voor het verleden die in de waan leeft de geschiedenis te kunnen verbieden. Eerst de tragedie, nu de farce.

Handen af van het 8 decemberstrafproces!
Met het ontslaan van onderwijsdirecteur Robert Soentik wil de president van de leugen allen die de onwelgevallige feiten uit ons tragische verleden willen laten spreken schrik aanjagen. Zijn ultieme vijand is niet het Nieuw Front, maar zijn de mensenrechten. Daarom heeft hij dat woord, terwijl het de fundamentele les van de contemporaine nationale geschiedenis omvat, stelselmatig verzwegen in zijn regeringsverklaring. De presidentiële allergie voor het concept-kindergeschiedenisboekje, doet het ergste vrezen voor het 8 decemberstrafproces waar Bouterse c.s. strafrechtelijk ter verantwoording worden geroepen voor de decembermoorden. In het strafproces bleek de vlucht voor het verleden al uit het absenteïsme van de hoofdverdachte en de meinedige verklaringen en het geveinsd geheugenverlies van de gecompromitteerde getuigen à décharge. Verontrustender was de ontmanteling van de politionele bescherming van de rechters en getuigen en de vervanging daarvan door een CIVD die rechtstreeks onder de ‘president’, lees hoofdverdachte, valt. Dit is impliciet niet minder dat een intimidatiepoging van de rechterlijke macht. De ervaren woordvoerster van het strafproces werd overgeplaatst. Technische faciliteiten bleken het plots niet goed te doen. De criminelen van 8 december 1982 zullen alles wat binnen hun macht licht gebruiken, inclusief staatsmiddelen, om het verbod op de geschiedenis met een verbod op het recht te completeren. Waakzaamheid en mobilisatie van publieke aandacht voor het strafproces, nationaal en internationaal, is dan ook geboden! Met het adagium ‘Handen af van het 8 decemberstrafproces!’moet de democratische gemeenschap de rechters en de Auditeur Militair moreel steun bieden in hun onnoemelijk belangrijke werk voor gerechtigheid in Suriname. De nabestaanden en Suriname als morele gemeenschap hebben daar alle belang bij. Het is in laatste instantie niet het aantal huizen en bruggen, maar het nationale geweten dat de kwaliteit van een samenleving bepaalt. Wie herinnert zich nog de autobanen van Hitler?! Niet in beton, maar in de menswaardige en vruchtbare communicatie met alle burgers, gestoeld op doorleefd respect voor hun kennis, ervaringen en vrije meningsuiting, toont zich de bekwame en waardige leider. Zo een leider kan niet leven in de leugen.

(1.) Zie de recente getuigenis van oud politierechercheur Herman Doorson voor de Krijgsraad en het rapport van VN rapporteur mr. Amos Wako.

(2.) Het aftreden van Bouterse als NDP voorzitter toen hij president werd, toegejuicht door een enkele naïeve politicoloog, was als zo vaak een manipulatief politiek gebaar. Nauwelijks hadden parlementsleden van de NDP hun controlerende functie serieus genomen, of ze werden in een besloten vergadering intimiderend tot de orde geroepen door Baas. De dominante pro-Bouterse fractie binnen de NDP begon vervolgens direct een campagne opdat Bouterse weer voorzitter van de NDP wordt. Dat Bouterse weer voorzitter wil worden, bewijst dat er politiek controleverlies dreigt binnen de partij. In de NDP zijn krachten die zich niet willen affiliëren met de schuldigen van de decembermoorden en na een uitspraak in het 8 decemberstrafproces waarschijnlijk politieke consequenties zullen trekken. Deze krachten hebben een belangrijke rol in het weer volledig normaliseren van het politieke en openbare leven in Suriname, in het realiseren van de lang verlangde nationale verzoening in een land dat eindelijk weer kan leven in waarheid. De democratische krachten zouden in de ontwikkeling van hun strategie rekening moeten houden met deze fundamentele – want ethische – tegenstelling binnen de NDP. Een van de impliciete redenen van het agressieve gescheld van de dominante pro-Bouterse fractie is de intimidatie van de meer humanitaire en fatsoenlijke mensen binnen de eigen partij. Met een ‘Counter Terror Unit’ zonder wettelijk kader voor ‘situaties van politieke ontwrichting’ – lees een politieke ‘politie’ – wint die intimidatie aan kracht.

 

Bron(nen) / Copyright:

Nickerie.Net/Waterkant/T. Para

01-08-2011

WWW.NICKERIE.NET

Email: info@nickerie.net

Copyright © 2011. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics