Nickerie.Net, dinsdag 22 april 2014


Mensenrechten en het hindoeïsme

door drs. H. Rambaran

 

Mensenrechten zijn er om mensen tegen machtsmisbruik te beschermen. Ze leggen de bevoegdheden van personen en instanties aan banden en verplichtingen op om zich in te spannen en actief bepaalde beschermende maatregelen te treffen. Belangrijke mensenrechten zijn na de Tweede Wereld oorlog vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en in verdragen van internationale organisaties zoals de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de Europese Unie. Daarnaast zijn mensenrechten geformuleerd in nationale wetten, waaronder de Nederlandse Grondwet. Samengevat kunnen de klassieke mensenrechten als volgt worden weer-gegeven: recht op voeding, kleding, woning, vorming, bescherming, begeleiding en verzorging.

 

In de samenleving nemen wij waar dat organisaties, actiegroepen en personen zich inzetten om deze rechten te helpen realiseren. Onder hen vindt men echter haast nooit hindoes en hindoeorganisaties houden zich daar niet mee bezig. Het opkomen voor mensenrechten onder Hindoes geen belangrijke zaak, terwijl in de hindoe-literatuur daar wel aandacht aan is besteed. Hindoes bieden wel voeding en bescherming, maar verder dan het eigen gezin of de naaste familie komt men niet. Sommigen laten eens per jaar een ritueel uitvoeren en veronderstellen dat men daarmee genoeg gedaan hebben aan dharma. Met de karma die wij verrichten hopen wij goede verdiensten (‘punja’) te verkrijgen, die ons helpt goddelijke genade te verwerven. Voor het verrichten van de juiste karma vindt men in de hindoe-literatuur aardig wat aanwijzingen. Neem eens een passage uit de Veda: Ik maak van jou iemand die hart heeft voor een ander; een weldenkend wezen, vrij van haatgevoelens. Laat de ene liefdevol omgaan met de andere, gelijk de moederkoe jegens haar pasgeboren kalf (Atharva-veda III:30:1). Een toepasselijke passage uit het Mahābhāratha, Udyoga Parva 39, 57 kan als volgt worden weergegeven: men dient een ander niet iets aan te doen wat men voor zichzelf niet wenst; dit is de hoogste morele plicht (dharma); alle andere regels komen voort uit begeerte.

 

Uit het Rāmcarit Mānas (VII:40:1; Utterkanda) van gavswāmi Tulsidas kennen hindoes het begrip ‘parhit’: parhit saris dharma nahi bhai; parpira sam na adharmai) ‘geen dharma is hoger dan oog hebben voor het welzijn van de ander; geen misdaad (adharma) is groter dan het kwellen van de ander’. Parhit en ahimsa houden liefde en mededogen in en oog hebben voor het welzijn van een ander. Kinderen dienen deze levenshouding bij de ouders waar te nemen en aan te leren om die later in hun leven toe te passen.
Hoewel in de hindoe-literatuur verschillende teksten te vinden zijn die ruimte bieden om zich bezig te houden met het welzijn van anderen en met mensen rechten, houden de meeste hindoes zich daar niet mee bezig, op enkele incidentele pogingen na. Waarom niet?
Een reden daarvoor kan zijn dat onze religieuze en geestelijke begeleiders daar haast geen aandacht aan besteden; daar mensen niet warm voor maken. In hun preken, in de parvacan, besteed men daar haast nooit aandacht aan. Ook laat men na het gehoor op te wijzen wat daarover in de literatuur is te vinden.
Echter, er is ook diepgravende reden voor op te noemen waarom hindoes in Nederland zich niet erg bekommeren om het welzijn van een ander. Die reden is te vinden in de wijze waarop men omgaat met de karma-theorie. Globaal genomen zegt deze theorie: wat je zaait, zal je oogsten.
Wel nu, denken veel hindoes: als het niet goed gaat met iemand, dan zal dat zijn of haar eigen schuld zijn. Die dient op deze manier zijn of haar karma uit en daar moet ik niet mee bemoeien; dus laat men de medemens in zijn lot over.
Hindoestanen zouden het goed doen in dit land: zij hebben zich hier goed aangepast, geslaagd in het onderwijs en in het zakenleven en zo meer, wordt er vaak gezegd. Wij vangen een goeroe uit het buitenland op, geven hem of haar onderdak en voeding; wij betalen de kosten die de goeroe maakt en schenken hem of haar ook aardig wat geld en goederen als ‘gurudakshina’. Maar dat doen wij niet voor een asielzoeker! Wij zoeken een guru op, maar nooit een vluchteling. Waarom niet?
Van de guru hopen wij een vorm van zegen te ontvangen om persoonlijk beter van te worden, van een asielzoeker of een vluchteling verwachten wij dat niet; in tegendeel!...
Maar dan werpt de vraag zich op of hindoes in dit land ook sociaal goed zijn aangepast. Is men niet vooral in de eigen kring of met zichzelf bezig?

Bron/Copyright:

Nickerie.Net /Hindu Forum Nieuwsbrief, April 2014

22-04-2014

WWW.NICKERIE.NET

Email: info@nickerie.net

Copyright © 2014. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics