Nickerie.Net, zondag 31 augustus 2014
Surinamers als ‘international civil servants’
Minister-president Narendra Modi hield op 15 augustus 2014 zijn eerste onafhankelijkheidstoespraak ter gelegenheid van de 68ste verjaardag van de zelfstandigheid van de Republiek India. In zijn eerste zinnen hield Modi de tienduizenden die aanwezig waren in het in 1648 door Shah Jehan gebouwde Lal Qila (Red Fort) direct voor, dat hij niet zo zeer sprak als de eerste minister van India maar meer als de eerste dienaar van het land. Premier Modi hechtte er aan al zijn voorgangers tevens alle voorgaande regeringen te bedanken, te complimenteren en respect te betuigen voor hun bijdragen aan de ontwikkeling van de Republiek India vanaf de onafhankelijkheid.
Het vorenstaande heb ik aangehaald omdat het mij in Suriname is opgevallen dat onze gedragsdragers, zij het presidenten, zij het ministers, zelden tot nooit hun voorgangers bedanken en respect betuigen voor het werk dat zij hebben verzet. Soms lijkt het er zelfs op dat alles wat hun voorgangers hebben gedaan moet worden gekraakt en afgebroken zodat er niets tastbaars overblijft waarnaar gerefereerd kan worden.
Begin juni 2014 verscheen in de media het bericht dat na een succesvolle lobby, een Surinaamse Buza functionaris een plaats heeft verkregen op het algemeen secretariaat van de Unasur in Quito. Volgens Buza maakt de plaatsing deel uit van een strategie waarbij de regering tracht zoveel mogelijk Surinamers te plaatsen binnen organisaties waar Suriname lid van is.
Dit is geen nieuw beleid, het dateert al vanaf onze onafhankelijkheid en zelfs daarvoor. Na de voor Suriname mislukte Ronde Tafel Conferentie van 1961 –ons land kreeg geen eigen buitenlandse dienst- wilden onze politici dat ook Surinamers zichtbaar moesten worden gemaakt in de buitenlandse dienst van het Koninkrijk der Nederlanden. Op verzoek van Suriname werden enkele geselecteerden in de buitenlandse dienst van het Koninkrijk der Nederlanden opgenomen. De namen die hierbij genoemd kunnen worden zijn: Robert Ferrier, Henk Heidweiller, Carlo Lamur en Inderdew Sewrajsingh. Bij de onafhankelijkheid traden al deze vier personen toe tot de buitenlandse dienst van de Republiek Suriname.
Onze premier en minister Buitenlandse Zaken (Buza) van het eerste uur, Henck Arron, had vanaf het moment van onze zelfstandigheid beseft hoe belangrijk het was voor de jonge Republiek om bij internationale en regionale organisaties een netwerk te vestigen van eigen deskundigen die mee konden helpen de Surinaamse zaak te promoten en begrip te kweken voor onze standpunten. Naast onze ambassades en consulaten zou dit netwerk een extra ingang zijn bij de internationale en regionale organisaties. Daar bovenop zouden onze deskundigen buiten onze grenzen een bijdrage leveren aan de vrede, veiligheid en welvaart in de wereld.
Echter, premier en min Buza Henck Arron had het probleem dat Suriname over onvoldoende deskundigen beschikte om ingezet te worden in de buitendienst i.e. op de Surinaamse missies in het buitenland en ook om te werk gesteld te worden in de thuisdienst op het hoofdkantoor. Er bleef niet dus veel over voor een ruime plaatsing van Surinamers bij internationale- en regionale organisaties.
Toch hebben enkele individuele Surinamers die ambities hadden voor een internationale carrière op eigen initiatief kunnen bewerkstelligen dat zij geplaatst werden bij internationale organisaties waar Suriname lid van is en waaraan de autoriteiten in ons land van meet af aan medewerking hebben verleend.
Het is een zeer goede zaak dat opeenvolgende Surinaamse regeringen het beleid hebben voortgezet dat capabele Surinamers worden opgenomen in de organen van internationale en regionale organisaties waar ons land lid van is. In de beleidsnota’s van het ministerie van Buitenlandse Zaken ten tijde van minister Subhas Mungra (1991-1996) was expliciet opgenomen dat eraan gewerkt moest worden om capabele Surinamers te plaatsen bij internationale en regionale organisaties. In de huidige fase van onze ontwikkeling moeten wij geen kansen voorbij laten gaan om bij zowel de oude als nieuwe internationale en regionale organisaties capabele landgenoten geplaatst te krijgen.
Het is een goede zaak wanneer correct beleid wordt voortgezet en het is zeer prijzenswaardig als dat wordt erkend en de beleidsmakers worden bedankt en gecomplimenteerd. Het is niet correct wanneer positieve bijdragen van voorgangers niet worden gememoreerd. Wanneer dat bewust wordt nagelaten, getuigt het van te kwader trouw zijn, het is verwerpelijk om te doen alsof de voorgangers niets goeds hebben uitgevoerd, het is bovendien ook immoreel.
Aangehecht een lijst van Surinaamse mannen en vrouwen die in de loop der jaren bij verschillende internationale en regionale organisaties in dienst zijn geweest of nog zijn. De lijst is misschien niet compleet, maar het geeft een beeld van hoeveel Surinamers als ‘international civil servants’ werken of hebben gewerkt. Dat is al jaren zo, het is een continu proces en zeker niet begonnen onder één bepaalde regering.
Rudie Alihusain
Bron/Copyright: |
|
|
Nickerie.Net / dWT | 31-08-2014 |
|
Email: info@nickerie.net
Copyright © 2014. All rights reserved.
Designed by Galactica's Graphics