Nickerie.Net, donderdag 02 februari 2017


Schoenmaker, blijf bij je leest!

Het voert mij te ver om op alle zaken in te gaan die Sandew Hira, alias Dew Baboeram, schreef in zijn artikel op Suriname Herald van 1 februari met de titel: “Analyse uitspraak krijgsraad”. Een aantal zaken echter wil ik wel becommentariëren. Om te beginnen is er het uiterst laakbare niveau. Hira noemt de Internationale Commissie van Juristen (ICJ) de “Internationale Commissie van Jokers”, een term die iemand die zichzelf wetenschapper noemt, onwaardig is. Daarnaast beschuldigt hij Z.M. Ambassade te Paramaribo er zonder enig concreet bewijs van dat het orgaan de leden van het Openbaar Ministerie visa zou weigeren wanneer deze naar Nederland zouden willen afreizen voor een familiebezoek, indien de auditeur-militair geen requisitoir zou houden. En tenslotte worden de rechters van de krijgsraad door Hira verweten dat zij hun onafhankelijkheid hebben verloren en de wet aan hun laars lappen. Mijns inziens kunnen we de twee laatstgenoemde zaken kwalificeren als laster.

Het is het onnozele simplisme waarmee Sandew Hira denkt te kunnen uitleggen dat de zittende magistraten van de krijgsraad de wet niet naast zich neer mogen leggen en deze zouden moeten naleven. Wetten mogen door de rechters niet worden genegeerd, aldus Hira. Ze mogen immers niet gaan handelen als “politici in toga”.

Volgens Hira zou de Amnestiewet 1989 (in werking getreden in 1992) – kort samengevat – mensen die de wapens hadden opgenomen tijdens de Binnenlandse Oorlog moeten vrijwaren van vervolging. Nog los van het feit dat deze wet, in tegenstelling tot de wijziging van 2012, als doel had de vrede te herstellen, zijn folteringen en moord door het internationaal recht uitgesloten van amnestie. Dit betekent dat zij die zich daaraan schuldig hebben gemaakt alsnog kunnen worden vervolgd, dus ook aan de zijde van het toenmalige Jungle Commando. Ik neem aan dat ik de heer Baboeram toch niet hoef uit te leggen dat internationaal recht in rechtsorde altijd boven nationale wetgeving (inclusief de Grondwet) staat?

Gegeven de uiterst fragiele situatie in het land heeft de toenmalige rechter-commissaris, wijlen mr. Albert Ramnewash, pas in het jaar 2000, op aandringen van de nabestaanden van de slachtoffers van de decembermoorden een aanvang gemaakt met het gerechtelijk vooronderzoek, wat uiteindelijk heeft geleid tot de vervolging van de verdachten, met als hoofdverdachte Desi Bouterse.

Omdat er in het voorjaar van 2012 als een dief in de nacht een voorstel tot wijziging van de Amnestiewet 1989 door de coalitie in De Nationale Assemblee werd geagendeerd en deze ook met een meerderheid is aangenomen, stelt Hira zich op het standpunt dat de leden van de krijgsraad zich aan deze wet hadden moeten conformeren. Wet is immers wet, nietwaar? Echter, de krijgsraad besloot vanwege de strijdigheid van de gewijzigde Amnestiewet met het derde lid van artikel 131 van de Grondwet, tot schorsing tot het moment waarop er – eveneens bij Grondwet voorgeschreven – Constitutioneel Hof zou zijn geïnstalleerd. Ook nu namen de nabestaanden het voortouw om in een verzoekschriftenprocedure het Hof van Justitie te vragen de krijgsraad op te dragen het proces voort te zetten. Het Hof vond voor deze uitspraak d.d. 27 december 2015 haar basis in het appel van de nabestaanden in artikel 4, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. Het mag duidelijk zijn dat hier allerminst sprake is van afwezigheid van onafhankelijkheid bij de leden van de Krijgsraad, laat staan van “politici in toga”.

En dan is er nog het bevel ex art. 148 GW dat door de regering is gegeven aan de procureur-generaal, teneinde het proces voor de krijgsraad te beëindigen. Hiervoor zou ik de heer Hira het begrip “détournement de pouvoir” voor willen houden. Dit houdt in dat het een overheidsorgaan verboden is om gebruik te maken van een rechtsregel voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. Artikel 148 GW biedt de regering in het belang van de staatsveiligheid de mogelijkheid om in concrete gevallen bevelen te geven. Nu heeft de krijgsraad geen beroep kunnen doen op het verbod van détournement de pouvoir, omdat in deze het niet bestaande Constitutioneel Hof zou moeten oordelen. Niemand gelooft immers dat er ook maar op enig moment sprake is geweest van het in geding zijn van de staatsveiligheid. Desondanks heeft de regering toch een bevel gegeven aan de procureur-generaal, die op zijn beurt weer de auditeur-militair heeft geïnstrueerd. Echter, een bevel aan het OM is nog altijd geen bevel aan de rechters die wél bevoegd zijn om straks ook zonder een requisitoir van de auditeur-militair vonnis te wijzen.

Gino de Robles

Bron/Copyright:
Nickerie.Net /SME Herald 02-02-2017

WWW.NICKERIE.NET

Email: info@nickerie.net

Copyright © 2017. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics