Tijdens zijn requisitoir op de zitting van de Krijgsraad woensdag, heeft auditeur-militair Roy Elgin aangegeven dat uit het onderzoek ter terechtzitting niet is gebleken dat er sprake is van enige omstandigheid die de strafbaarheid van de verdachte Desi Bouterse opheft. Bouterse heeft samen met anderen gemeend zich te moeten opstellen als de heersers van leven en dood. "Verdachten hebben zich de hoedanigheid van rechter en beul aangemeten," stelde de openbare aanklager. Vijftien personen werden op 8 december 1982 omgebracht.
De rechtszaal voordat de zitting werd geopend door de president van de Krijgsraad, Cynthia Valstein-Montnor. (Foto: Raoul Lith)
De verdachten hebben zonder enige vorm van proces en met schending van wetten en verdragen op wreedaardige wijze het leven van hun medemens ontnomen. Er is onherstelbare schade aangericht aan de slachtoffers, hun nabestaanden en het Surinaamse volk. Elgin voerde aan dat overtuigend bewijs is geleverd en eiste een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren.
Volgens Elgin is komen vast te staan dat in naam van het voorkomen dat het wettig gezag omver werd geworpen, de verdachte niet alleen de opdracht heeft gegeven de latere slachtoffers wederrechtelijk van hun vrijheid te beroven, maar dat ook hun bezittingen en of andere eigendommen werden vernield. Nadat deze personen gevangen werden genomen en volkomen weerloos waren, zijn zij vernederd en mishandeld. Vervolgens zijn zij op zeer wrede en laffe wijze van hun leven beroofd. Tussen lijken van eerder doodgeschoten personen moesten zij staan voor een vuurpeloton om genadeloos met kogels te worden doorzeefd. Zij werden zonder enige vorm van proces geëxecuteerd.
De vervolgingsambtenaar stelde op basis van verschillende getuigenverklaringen, dat Bouterse wel lijfelijk aanwezig was toen mensen werden doodgeschoten in Fort Zeelandia. Het bewijs is niet geleverd dat Bouterse persoonlijk de trekker heeft overgehaald.