In werkelijkheid kreeg Horb een dodelijke injectie toegediend. Marcel Nelom, sinds 1980 veiligheidsagent van het Surinaamse Nationale Leger, was er met eigen ogen getuige van. ‘Horb kreeg een spuitje van de legerarts, ik weet zijn naam niet meer maar het was een hindoestaan’, zegt Nelom. 'Het gebeurde vlak na middernacht. Ik stond er zelf bij, in Horbs cel. Wat er precies in dat spuitje zat, weet ik niet, maar het was geen zacht inslapertje. Horb stierf onmiddellijk. Hij viel en was op slag dood. Misschien dat ze later nog de moeite hebben genomen om hem aan een koordje te hangen, maar daar heb ik niets van gezien.’
DE EXECUTIE van Roy Horb is een van de
herinneringen die Marcel Nelom heeft overgehouden aan zijn
tienjarige loopbaan als veiligheidsagent van Desi Bouterse.
Herinneringen die hem vaak ’s nachts overvallen, in de vorm van
nachtmerries. De nu 33-jarige Nelom maakt een geslagen indruk,
vertelt zijn verhaal in flarden, in een met Sranang-termen
doorspekt Surinaams waarvan de zangerigheid in schril contrast
staat met de vaak brute aard van het medegedeelde. Vaak lacht
hij er bitter en ongelovig bij. Hij geeft te kennen dat hij een
man zonder illusies is. Hij denkt niet dat het naar buiten
brengen van zijn getuigenis zoden aan de dijk zal zetten. Dat
deed het uiteindelijk ook niet toen hij in de zomer van 1990,
vrijwel direct na zijn vlucht naar Nederland, zijn hele verhaal
vertelde aan leden van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.
'IK GELOOF NIET meer in een happy end’,
zegt hij, starend door de ramen van de Rotterdamse
stationsrestauratie. 'Ik denk niet dat Suriname ooit nog van
Bouterse zal afkomen. Over een paar jaar is dat land veranderd
in een tweede Haiti, en Nederland laat dat gewoon gebeuren.
Alleen al het feit dat Nederland Suriname erkent als een
rechtsstaat, omdat er verkiezingen zijn geweest en Bouterse als
legerleider is teruggetreden, is een lachertje. De Assemblee
(het parlement van Suriname - rz) zit geheel in Bouterse’s zak.
Zelfs voorzitter Lachmon, dat weet ik zeker, zit in het
cocainenetwerk van Bouterse. Lachmon was altijd aanwezig op
geheime vergaderingen van de commandant, net als Fred Derby van
de Surinaamse Partij van de Arbeid en Rufus Nooitmeer, nu
minister voor het Binnenland. Die bijeenkomsten gingen altijd
over cocaine, of, zoals het officieel werd geformuleerd, over de
wijze waarop er financiele injecties konden worden gegeven aan
de noodlijdende Surinaamse economie. Ik ben zelf bij die
vergaderingen geweest.’
Voor de democratische gezindheid van het
huidige Surinaamse leger, nu onder leiding van Arty Gorre, geeft
Nelom evenmin een geen cent. 'Gorre was een van de deelnemers
aan de Decembermoorden. Ook dat heb ik met eigen ogen gezien. Ga
me dus niet vertellen dat hij te vertrouwen is.’ Nelom is een
van de tien naar Nederland uitgeweken ex- manschappen van Desi
Bouterse die hun verhaal verteld hebben aan de BVD en/of het
CoPa-team, de speciale Amerikaans-Nederlandse recherchedienst
die bezig is aan een gerechtelijk vooronderzoek tegen Bouterse
en Etienne Boerenveen. Net als de anderen wordt Nelom nog altijd
met uitzetting naar Suriname bedreigd. Zijn aanvraag voor
politiek asiel werd reeds verworpen, en in afwachting van zijn
hoger beroep bij de Raad van State heeft hij op het nippertje
een 'schorsende werking’ van het uitzettingsbevel gekregen van
het ministerie van Justitie.
Ondertussen heeft het CoPa-team op basis van alle
getuigenverklaringen afgelopen mei en juni op diverse plekken op
de wereld huisinvallen gedaan en bankrekeningen geconfisqueerd,
ter blootlegging van het drugsnetwerk rond de voormalige
legerleider, die met zijn politieke partij NDP hoge ogen gooit
voor de Surinaamse parlementsverkiezingen van 1996.
'Eerst hebben ze me uitgehoord over
Bouterse, en nu ze hem echt op de hielen zitten, willen ze me
terugsturen naar Suriname’, zegt Nelom. 'En dat alles omdat
Bouterse schijnt te hebben gezegd dat wij als vrienden uit
elkaar zijn gegaan. Niets is minder waar. Pas geleden vertelde
iemand me dat Bouterse in een telefoongesprek heeft gezegd dat
hij de boot zal opblazen waarmee ik naar Suriname terugkeer. Zo
zal dat niet helemaal in zijn werk gaan. Er zijn honderden
methoden om iemand in alle rust te vermoorden in Suriname,
zonder dat er ooit nog iemand naar kraait. Je kunt ook altijd
nog gewoon verdwijnen.’
Als persoonlijke lijfwacht van Bouterse heeft Nelom met eigen
ogen kunnen zien hoe diep de voormalige legerleider in de
cocainehandel zit. Volgens hem was dat al gaande voordat
Bouterse dictator werd. Nelom: 'Het hele leger draaide om
cocaine, net zoals de politiek en het zakenleven. Bouterse
ontving regelmatig adviseurs uit Colombia en Brazilie, in
Blanche Marie-valle in 1986 en 1987, maar hij wist zelf ook heel
goed hoe hij de zaken moest aanpakken. Hij werd daarbij gesteund
door vele zakenlieden, van rijsthandelaar Mungra tot de
architect Calor, die er later nog met een paar honderdduizend
dollar vandoor gegaan is. Er werd gewerkt met talloze
eendags-BV'tjes, die vaak stonden ingeschreven in Fort
Zeelandia. De cocaine werd verpakt in vis, pompoenen, hout, noem
maar op, en zo verscheept of gevlogen naar Miami of Nederland.
Soms werden er van de opbrengsten levensmiddelen of gas gekocht,
die dan weer in Suriname werden verkocht. Zo werd het geld
witgewassen. Ook gebeurde het nogal eens dat ze iemand in ruil
voor geld en een gratis vakantie uit Nederland haalden om bij
terugkeer wat cocaine mee te nemen, zeg vijf kilo. Op hetzelfde
vliegtuig ging dan iemand mee met vijftig kilo. Van tevoren werd
de douana dan getipt over die Nederlander met vijf kilo op zak,
en die werd dan aangehouden. De vijftig kilo kon zo ongemoeid
het land uit.
Er was iedere week wel iets aan de hand
met cocaine. Het hele leger werd er bij ingeschakeld. Het spul
stond opgeslagen in de loodsen van de kazerne. Het gebeurde
nogal eens dat er onderlinge concurrentie ontstond tussen de
diverse hoge officieren. Zo heb ik een keer een ruzie meegemaakt
tussen Bouterse en Marcel Zeeuw, omdat Zeeuw in een loods was
geweest waar een partij van Bouerse stond. Een van de soldaten
die Zeeuw had doorgelaten, werd later doodgeschoten
teruggevonden op de weg tussen Paramaribo en Domburg.
Zelf heb ik de nodige BV’s mogen oprichten om die handel toe te
dekken. Prachtige namen hadden die bedrijfjes. Allemaal vernoemd
naar bloemen en zo. Ook was er iemand namens Bouterse in
Nederland die de distributie van de cocaine verzorgde. Die kwam
later in de problemen in Nederland, zijn Mercedes was
opgeblazen, veilig was hij in ieder geval niet meer. Die heeft
later een functie gekregen in het Surinaamse leger.’
NELOM KENT DE namen van degenen die
betrokken zijn bij Bouterse’s drugshandel. Tegen de BVD heeft
hij die allemaal genoemd, zegt hij. Tegenover De Groene wil hij
niet zo ver gaan. Wel noemt hij als een van de belangrijkste
zakenpartners van Bouterse de naam de de groenteimporteur
Dassasingh. 'Die kende ik nog uit de tijd dat-ie op blote voeten
liep. Later droeg hij slangeleren laarzen en zo. Schatrijk is-ie
geworden. Hetzelfde geldt voor de rijsthandelaar Mungra, hoewel
die pas is vrijgesproken van een aanklacht wegens drugshandel.
Die man werd met honderdduizend dollar in zijn koffer
aangehouden op het vliegveld. En dan nog wordt er gezegd dat er
niets tegen hem bewezen kan worden. Hij heeft nu zelfs een
donatie gedaan aan de Surinaamse persvereniging, uit
dankbaarheid dat ze zo discreet met zijn zaak zijn omgesprongen.
Als ik dat hoor, moet ik van harte lachen. Mungra was degene die
van de drugsgelden levensmiddelen insloeg, en die weer in
Surinamse verkocht. Die man heeft zo miljoenen binnengehaald.
Toen in de Nederlandse pers de eerste
verhalen verschenen over de drugshandel in Suriname, werden
bladen als de Nieuwe Revu en Panorama gelijk verboden. Toch
hebben we Bouterse wel eens gevraagd wat hij nu van die verhalen
vond. Dan lachte hij en zei hij: “Als Nederland afwil van het
cocaineprobleem dan kan dat. Dan moeten ze daar gewoon stoppen
met het produceren en exporteren van de benodigde chemicalien.”
Maar later maakte hij dan weer de opmerking dat Suriname het
volste recht had om geld te verdienen aan de cocaine, omdat de
rijkdom van Amerika en Italie er tenslotte ook op was gebaseerd.
In werkelijkheid werd Suriname er
natuurlijk helemaal niet rijker van. Alleen die kleine groep van
politici, militairen en zakenlieden. Bouterse zelf stopte veel
kapitaal in zijn eigen partij, de NDP. En hij kocht twee van de
mooiste villa’s in Paramaribo en eentje in Brazilie, de mooiste
auto’s, speedboten, jet-ski’s, noem maar op. Die man leeft als
een God. De politiek beschermt hem geheel. Niet voor niets
weigert president Venetiaan momenteel het rechtshulpverdrag
tussen Suriname en Nederland te ondertekenen. Op die manier kan
er niemand aan de Nederlandse justitie worden uitgeleverd. Dat
willen ze graag zo houden. Ik heb Bouterse trouwens ook een keer
horen zeggen dat Nederland niet zo hoog van de toren moet blazen
over drugs. “Het hoofdkwartier van de maffia zit in Nederland”,
zei hij dan. “Ze moeten daar niet gaan klagen.” ’
OOK VAN DE aanvoer van de cocainepasta heeft Nelom het nodige
gezien. Begin 1990 was Nelom aanwezig bij de landing van een
Chesna-vliegtuig uit Colombia in de buurt van Apoera, in het
uiterste westen van het land. Het vliegtuig voerde een zeer
grote partij cocainepasta aan. Nelom: 'De bevelhebber was er
zelf bij toen de partij werd getransporteerd door
Tucajana-indianen, die hij tegen die tijd steeds meer ging
gebruiken als speciale cocaine-eenheid. De Indianen brachten de
partij daarna naar het Bakhuysgebergte, waar in allerlei hutten
provisorische laboratoria klaarstonden om de pasta te verwerken
met chemicalien als ether, zodat er cocaine van kon worden
gemaakt. Bouterse is zelf een halve Tucajana, hij spreekt hun
taal en hij vertrouwt hen. Binnen het Surinaamse leger is zelfs
een speciale Tucajana-eenheid, de Delta Force. Bouterse kwam
altijd heftig voor de autonome rechten van de Tucajana’s op.
Zeker omdat ze zo in alle rust konden werken aan de
cocainetransporten.
Wel heeft hij in 1990 drie Tucajana’s
laten executeren. Dat kwam omdat ze niet hadden geschoten op
politieagenten onder leiding van inspecteur Hendrik Gooding,
toen deze een partij cocaine in beslag wilden nemen. De
Tucajana’s zaten opgesloten in Fort Zeelandia. Van daaruit
werden ze meegenomen door luitenant-kolonel Marcel Zeeuw. Later
hoorde ik dat ze op de vlucht waren neergeschoten.’ (Een
lotgenoot van Nelom, Jacobus Frans man, was er volgens zijn
advocaat mr. Adang te Utrecht in april 1992 getuige van hoe zes
'krijgsgevangenen’, vermoedelijk ook Tucajana’s, in Fort
Zeelandia werden doodgemarteld met kettingzagen. Dit gebeurde
onder leiding van majoor Marto. Fransman gaf zijn ontsteldheid
door aan zijn commandant Ruben Rozendaal, die hem vervolgens een
reprimande gaf vanwege insubordinatie.)
Nelom: 'Het grote voordeel van het werken
met de Tucajana’s is voor Bouterse dat veel Indianen inmiddels
zelf ook verslaafd zijn geraakt aan de coke. Die heeft hij dus
geheel in zijn macht. Bij mijn weten gebruikt Bouterse zelf geen
coke, zoals Henk Knol (de overleden PvdA-parlementarier - rz)
heeft beweerd. Wel marihuana af en toe, om te relaxen. De
Indianen zijn ook economisch zo afhankelijk geraakt van de
cocaine, dat ze vrijwel alles van Bouterse accepteren. Dus ook
dat er af en toe eentje wordt geexecuteerd, om de wind er goed
onder te houden. Die actie van inspecteur Gooding had trouwens
niet zo veel zin. Ik was er zelf bij toen Bouterse
hoogstpersoonlijk de door Gooding in beslag genomen partij
cocaine ging ophalen in het politiebureau. Daarbij werden we
geholpen door een inspecteur van de narcoticabrigade, een zekere
Jansen. We hebben gewoon het kantoor opengebroken en zijn er met
de pakketten vandoor gegaan. De hele handel ging linea recta
terug. Twee dagen later hoorde ik Bouterse een donderspeech
houden op televisie, waarin hij opriep tot de teruggave van de
gestolen cocaine.
Met inspecteur Gooding liep het niet goed af. Die werd op 4
augustus 1990 doodgeschoten in Paramaribo. Het was een van die
mannen die dachten dat de wet weer een kans had gekregen, omdat
er weer een parlement en verkiezingen kwamen. Gooding geloofde
dat eerlijk het langst duurde. Zo werkt het dus niet. Ik heb
gehoord dat Gooding nog heeft geprobeerd asiel aan te vragen in
Nederland. Maar dat kwam dus te laat.’(Gooding is niet de enige
Surinaamse politieagent die het onderspit moest delven in de
strijd tegen de cocainemaffia. Eerder deze maand kwam de
commandant van de Surinaamse militaire politie, majoor
Bhagwedpersad Ausan, onder mysterieuze omstandigheden te
overlijden. Ausan was betrokken bij het politieonderzoek tegen
Dino Bouterse, de onder verdenking van drugshandel staande zoon
van de NDP-leider.)
Nelom was op het moment van Goodings
executie al vertrokken. 'Ik had er schoon ge noeg van. Ik kon er
niet meer tegen. Suriname was zogenaamd weer bezig een
rechtsstaat te worden, maar van binnenuit zag ik dat er
werkelijk niets van klopte. Bouterse deed gewoon precies wat hij
wilde. Omdat ik veel zaakjes voor Bouterse opknapte, ook in het
buitenland, had ik een tamelijk grote bewegingsvrijheid. Ik
vroeg een visum aan in de Nederlandse ambassade, en wilde zo
vluchten. Tot mijn stomme verbazing werd dat visum geweigerd, en
even later moest ik bij Bouterse op het matje geroepen. “Zo,
Marcel, dus jij wil ons gaan verlaten?” vroeg hij me direct. Ik
schrok me dood. Ik wist me er met een smoesje uit te praten, dat
ik in het kader van een agrarisch project dat hij wilde starten
op onderzoek uit moest in Nederland. Gelukkig accepteerde hij
dat. Ondertussen was me wel duidelijk dat de Nederlandse
ambassade helemaal niet te vertrouwen was. Later wist ik via
bevriende connecties toch weg te komen.’
REEEL GEVAAR VOOR de handel van Bouterse ziet Nelom niet. 'Tot aan 1990 heeft Bouterse af en toe fors in de rats gezeten. Het verzet van Ronnie Brunswijk in de binnenlanden in het oosten maakte hem het leven zuur. De grootste fout van Nederland is dat ze de steun aan Brunswijk in 1990 hebben gestaakt. Daar zat ondanks alle bezwaren die aan Brunswijk kleven toch echt gevaar voor Bouterse. In dat jaar hebben de Amerikanen ook nog geprobeerd om het vredesonderhandelingen tussen Bouterse en Brunswijk te ondermijnen. Toen landde er in maart opeens een vliegtuig met duizend kilo cocaine in de binnenlanden van oost. Ik weet nog dat Bouterse vreselijk nerveus was over die toestand. Het vliegtuig en de cocaine waren in handen van Brunswijk geraakt, maar Bouterse wist er al dezelfde dag van, dank zij zijn informanten bij het junglecommando. Er is die dag druk getelefoneerd door Bouterse en Herrenberg met het junglecommando. Niemand wist precies wat er aan de hand was, maar duidelijk was dat Bouterse verschrikkelijk met het probleem in de maag zat.’
In zijn boek Dossier Moengo beschrijft junglecommando-adviseur
Frits Hirschland deze kwestie uitgebreid. Hij maakt zeer
aannemelijk dat de actie het initiatief was van de CIA. De
piloot van het gewraakte vliegtuig was Frank Castro, een
CIA-agent die al regelmatig bij Brunswijk op bezoek was geweest.
Aanvankelijk had Castro wapenleveranties aan het junglecommando
toegezegd, maar het werd cocaine. Het mag gezien worden als de
laatste poging om een wig te drijven tussen Bouterse en zijn
belangrijkste opponent. Wellicht wilde de CIA, nadat senator
Barry Goldwater een stokje had gestoken voor de Amerikaanse
invasieplannen voor Suriname, Brunswijk zijn eigen cokehandel
laten opzetten, om hem zo verder gemotiveerd te maken voor
hervatting van de strijd tegen Bouterse. Getuige de crisis bij
het hoofdkwartier van Bouterse zat er enige levensvatbaarheid in
dit diabolische scenario. Overigens heeft ook kolonel b.d. Bas
van Tussenbroek, gewezen militair attache van Nederland in
Paramaribo, tegenover De Groene verklaard dat de cocainemissie
een opzetje van de Amerikaanse inlichtingendienst moet zijn
geweest. Het laatste woord over die actie is nog niet gesproken.
MARCEL NELOM WACHT ondertussen nog steeds op zijn politiek
asiel. 'Ik begrijp niet wat ik de heer Kosto heb misdaan’, zegt
hij droevig. 'Een tijdje geleden zag ik Poncke Princen op
televisie, die Nederlandse deserteur die naar de Indonesiers is
overgelopen. Vijftig jaar na dato mag die man nog steeds
Nederland niet in, omdat zijn gewezen makkers in het leger hem
nog steeds niet hebben vergeven en zijn veiligheid in Nederland
niet kan worden gegarandeerd. Denkt Kosto dan echt dat ik in
Suriname wel veilig ben?’