Nickerie.Net, zondag 31 december 2017


Aangeboden |

Agrariërs worden door NDP-regering afgestraft

 
De meeste agrarische gronden liggen in het kustgebied. De koloniale machthebbers hebben bij het aanleggen van de landbouwplantages vooral de jonge en in mindere mate de oude kustvlakte gekozen. Uit de geschiedenis weten wij dat de meeste plantages in de districten Commewijne, Para en Saramacca lagen. Pas in 1799 begon men plantages aan te leggen in Coronie en Nickerie.Uit de geschiedenis weten wij dat wij vooral na 1800 een grote terugval hadden in de Surinaamse landbouw. Vanaf die periode was Suriname een verlieslatende kolonie.

 

 Tabel 1. Aantal plantages in Suriname
Jaar Aantal Jaar Aantal Jaar Aantal Jaar  Aantal
1667 178 1770 500 1862 216 1950 10
1671 111 1800 650 1872 131 1969 2
1740 250 1832 450 1903 82 1986 1
1750 300 1840 383 1913 79 2017 0
Bron: Encyclopedie van Suriname MCMLXXVII  (1977)

 

Ex-DC Nickerie, Hardeo RamadhinEx-DC Nickerie, Hardeo Ramadhin

Surinamers kennen hun eigen geschiedenis niet

Vaker hoor ik van “valse nationalisten” dat Nederland ons heeft uitgebuit en ons berooid heeft achtergelaten. In een krantenartikel probeer je in grote lijnen het een en ander vast te leggen voor de lezers.

Ik citeer uit de Encyclopedie van Suriname het volgende: ”Achteruitgang van de plantages. Door overmatige krediet uit Nederland en overbesteding in Suriname, waar nog bij kwam dat men in de kolonie nogal wat ongeoorloofde praktijken toepaste en een buitensporig luxueus leven leidde, bij de Amsterdamse beurs in 1773, de geldvoorziening spaak.

De plantages hadden in 1771 tezamen al f 56 miljoen (f 56.000.000) aan schulden en men moest hier bijna f 3,5 miljoen (f 3.500.000) per jaar aan interest over betalen. Alleen al deze rente konden de planters zelf bij grote zuinigheid niet eens opbrengen.

De plantages kwamen dan ook successievelijk onder de hamer, maar door gebrek aan kopers bleven de geldschieters in Nederland met de eigendommen van de plantages zitten.

In 1786 waren er nog slechts 80 tot 90 van de bijna 500 voor export in bedrijf zijnde plantages in handen van in Suriname wonende eigenaars. Ik haal dit stukje geschiedenis aan om aan te tonen dat Suriname sedert 1786 een verlieslatende kolonie was.

De koloniale machthebber (of beter gezegd de plantage-eigenaars) hadden de strijd om aan landbouw te blijven doen, niet opgegeven.

Afschaffing slavernij/intrede van immigratie

Door internationale druk was de slavernij in de wereld niet meer in stand te houden. Het Continentale Stelsel van Napoleon Bonaparte van 1806, de afschaffing van de slavenhandel in 1808, de afschaffing van de slavernij in de Engelse koloniën in 1833, de afschaffing van de slavernij in de Franse koloniën in 1848, de onafhankelijkheidsstrijd in Zuid-Amerikaanse landen zoals Venezuela (1821), Brazilië (1822) etc., hebben bijgedragen dat de slavernij in Suriname in 1863 werd afgeschaft.

De koloniale machthebbers hebben toen Suriname niet in de steek gelaten en hebben alles gedaan om de kolonie Suriname draaiende te houden. Reeds in 1853 (tien jaar voor de afschaffing van de slavernij) werden Chinese immigranten gehaald en later ook Brits-Indische immigranten (Hindostanen) in 1973 en Oost-Indische immigranten (Javanen) in 1890.

De immigranten hebben grond gehad van de overheid

De Chinese immigratie was geen succes, maar de Hindostaanse en Javaanse immigratie waren een groot succes in Suriname.

Na vijf jaar konden de Hindostaanse en Javaanse immigranten een nieuw contract sluiten van vijf jaar of terugkeren naar hun geboorteland. Het grootste deel van de immigranten koos voor Suriname.

Als zij niet terug wilden, kregen zij een stuk land van één a twee hectare van de overheid waarop zij landbouw konden doen. De oude verlaten plantages werden verkaveld, de zogenaamde Vestigingsplaatsen, en werden aan deze immigranten gegeven.

De basis gelegd voor de rijstbouw in Suriname

Ik wil de parlementariërs van de NDP vragen om dit stukje geschiedenis van de landbouw goed te bestuderen, voordat zij allerlei wilde uitspraken doen om hun achterban zoet te houden.

Zonder grond kun je onmogelijk aan landbouw doen. Ik ben als nakomeling van immigranten bijzonder trots/dankbaar dat de bakra’s grond beschikbaar hebben gesteld voor deze immigranten, waardoor zij zelfstandige boeren werden.

De slaven en hun nakomelingen consumeerden overwegend aardvruchten, maar de immigranten consumeerden dagelijks rijst en die rijst werd door de koloniale machthebbers ingevoerd uit Azië. Omstreeks 1890 begonnen de Hindostaanse immigranten op kleine schaal aan rijstbouw te doen in Suriname.

De rijstbouw in Suriname kunnen wij in drie fasen onderscheiden:

Fase 1. De periode 1890 – 1930; in deze periode werd rijst verbouwd, maar niet voldoende voor de totale Surinaamse samenleving, want vanaf 1918 begonnen ook de creolen op grote schaal rijst te consumeren (lees het boek van prof. Rudolf van Lier: “Samenleving in een grensgebied, derde herziene druk, bladzijde 175).

Fase 2. De periode 1930 – 1950. Vanaf 1930 heeft Suriname geen korrel rijst ingevoerd voor de Surinaamse bevolking, dankzij de inzet van de rijstboeren van Suriname. Op kleine schaal begon men ook rijst te exporteren.

Fase 3. De periode 1950 tot heden. In deze periode ging men op grote schaal rijst verbouwen. Ruim 60 tot 70% van de opbrengst wordt geëxporteerd. Meer dan 40.000 ton rijst en rijstproducten wordt door de Surinamers zelf geconsumeerd.

De betekenis van de rijstbouw voor Suriname

Ruim 6.000 gezinnen (6.000 x 5 personen per gezin = 30.000 Surinamers) leven van de rijstbouw. Denk aan 1.200 rijstboeren, 26 pelmolenaars met gemiddeld 30 arbeiders, de honderden machinehouders, de leveranciers van kunstmest, de leveranciers van insecticiden en herbiciden, de truckhouders die rijst transporteren naar Paramaribo etc.).

De trots voor Suriname is dat wij geen korrel rijst hoeven te importeren. De rijstboeren moeten per jaar 24.000.000 aan government take betalen voor benzine (60.000 ha x 165 liter diesel per ha x SRD 2,50 aan gouvernement take per liter).

De rijstboeren moeten bij een inzaai van 60.000 ha (2 x 30.000 ha per seizoen) alleen aan kustmest uitgeven 60.000 x 200 kg per ha = 12.000.000 kg = 12.000 ton per jaar.
1 ton kunstmest kost 20 x SRD 155,00 = SRD 3.100.

Op jaarbasis moeten de rijstboeren 60.000 x SRD 3.100 = SRD 18.600.000 uitgeven. Ik zal de andere productiefactoren voorlopig buiten beschouwing laten.

Van agrarische schuur tot grondbelasting

Als men geen verstand heeft van de landbouw (met name de rijstbouw) gaat men allerlei wilde uitspraken doen. Overal in de wereld, vooral in de rijke landen (m.n. Europa en VS) worden agrariërs door de overheid ondersteund met subsidies.

In Suriname hebben wij een situatie waarbij agrariërs door allerlei maatregelen flink afgestraft worden. Blijven wij bij de rijstbouw, dan zien wij dat alleen de Nickerianen nog aan rijstbouw doen.

Het ooit modernste rijstbedrijf op het Westelijk Halfrond, Wageningen, is opgehouden rijst te verbouwen. De Coroniaanse rijstboeren (4.500 ha rijstareaal, gelegen tussen de Rode Lijn en de Zwampkerende Dam) en de Saramaccaanse rijstboeren zijn voor een groot deel opgehouden rijst te verboeren.

Onlangs luisterde ik via de radio naar de rijstboer Liakat Mahawatkhan. Hij zei dat indien de wet wordt doorgedrukt, hij per jaar alleen al aan grondhuur zou moeten betalen 1000 ha x SRD 200,00 = SRD 200.000.

De voorzitter van de NDP, de heer D. Bouterse, had de agrariërs in Nickerie kort voor de verkiezingen van 2010 beloofd dat Suriname de agrarische schuur van het Caribische gebied zou worden.

De boeren zouden goedkope kunstmest en diesel krijgen uit Venezuela. In plaats van goedkope kunstmest en goedkope diesel krijgen de Nickeriaanse boeren nu grondbelasting van SRD 200,00 per ha. Als het niet zo is, moeten de heren Abdoel, Misiekaba en Doekhie van de NDP mij tegenspreken.

Hardeo Ramadhin

 

Bron/Copyright:
Nickerie.Net / Ingezonden 31-12-2017

 

WWW.NICKERIE.NET

Email: info@nickerie.net

Copyright © 2017. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics