Nickerie.Net, zondag 27 januari 2019

 

De (academische) neergang van de Anton de Kom Universiteit van Suriname

Op de Anton de Kom Universiteit van Suriname heb ik mogen meehelpen aan de opzet van een masteropleiding Social Development & Policy, waarvan ik momenteel de opleidingscoördinator ben. Deze opleiding is opgezet, zodat we middels onderwijs en onderzoek, hopelijk tot beter beleid in Suriname komen. In een belangrijke studie over beleid en bestuur in Suriname komen de onderzoekers tot de conclusie dat tekortkomingen in beleid en bestuur een behoorlijk negatief effect hebben op Suriname en zeggen: ‘voor verbetering van de ontwikkelingsresultaten zal de kwaliteit van het beleid en bestuur in Suriname verbeterd moeten worden’ (Martin et al. 2001).

Hoger onderwijs in perspectief

image

Als het gaat om het hoger onderwijs in Suriname dan lopen we in vergelijking met andere landen, zelfs onze buurlanden, ver achter (zie bijgevoegde figuur). Volgens de laatste census in 2012 had maar 7% van de Surinaamse bevolking het hoger onderwijs doorlopen (en als we alleen kijken naar universitair geschoolden dan is slechts 2,4% van de Surinaamse bevolking universitair geschoold). Dit is jammer, omdat wij als Surinamers de potentie hebben qua opleidingsniveau veel hoger op te komen. Immers, de Surinamers die naar Nederland zijn verhuisd tonen ons dit aan. Ze zijn onze zelfde Srananmans die niet eens veel hoger waren opgeleid toen ze uit Suriname vertrokken, maar in amper 25 jaar tijd qua opleidingsniveau behoorlijke sprongen vooruit hebben gemaakt (zie bijgevoegde figuur).

image

Surinamers in Suriname en in Nederland naar opleidingsniveau

De vraag is natuurlijk waarom wij zover achterlopen. Dr. Lila Gobardhan-Rambocus heeft een zeer gedegen onderzoek gedaan en de Surinaamse onderwijssituatie geanalyseerd vanaf 1651 tot 2015 en komt eigenlijk tot de conclusie dat er twee belangrijke factoren zijn, namelijk:

  1. Tekort aan financiële middelen (het gaat hier niet zozeer dat er geen financiële middelen zijn, maar meer om de politieke wil om op een goede manier te investeren in het onderwijs).

  2. Gebrek aan kennis en kunde (deskundigheid) en dan met name bij beleidsmakers, waarbij zij aangeeft dat er veel minder politieke bemoeienis zou moeten zijn in het onderwijs. Om dit duidelijk te maken zal ik citeren uit Gobardhan-Rambocus (2015): ‘Vanaf 1975 zijn er veel plannen, veel rapporten, veel projecten geschreven, maar op de een of andere manier is het onderwijs in het begin van deze periode daar niet veel beter van geworden. Zonder al te veel in details te treden, kan gesteld worden dat de oorzaak daarvan politieke ontwikkelingen zijn. Ministers die het beleid dienen te dragen, waren niet altijd op basis van kennis en kunde aan het roer en er was geen sprake van continuering van beleid, eerder van ad hoc beleid, wat tragisch is voor het onderwijs’.

Op dit laatste punt wil ik nader ingaan, omdat het onlangs weer is gebleken op de AdeKUS. We weten dat we in Suriname een gebrek hebben aan hoger kader en zelfs op de universiteit is dit het geval (op de universiteit gaat het dan vooral om gepromoveerden). Jack Menke, Marten Schalkwijk en Danny Lachman behoren tot top kader in Suriname, ze behoren tot de naar schatting minder dan 200 gepromoveerden in Suriname. Menke en Schalkwijk zijn bovendien gepromoveerd aan universiteiten die tot de top 100 van de wereld behoren (van de meer dan 26.000 universiteiten in de wereld) en hebben een hoge wetenschappelijke output (ondergetekende heeft in het verleden samen met ze gepubliceerd) en Danny Lachman is cum laude gepromoveerd aan de AdeKUS. Ze hebben reeds bewezen dat ze het Institute for Graduate Studies & Research (IGSR) tot het meest toonaangevende instituut op de AdeKUS hebben gemaakt. Dit zeg ik op basis van feiten, zo heeft het IGSR:

Het is interessant dat het IGSR het meest toonaangevende instituut op de AdeKUS is in termen van onderwijs, onderzoek en dienstverlening, ondanks het feit dat ze een zeer kleine staf heeft van ongeveer 12 wetenschappelijke medewerkers (de AdeKUS heeft ongeveer 450 wetenschappelijke medewerkers in dienst zij het voltijds of deeltijds, zie AdeKUS 2016b). Kortom Menke, Schalkwijk en Lachman behoren tot (schaars) top kader in Suriname en hebben reeds aangetoond via het IGSR dat ze van niets (in 2006 opgericht) in enkele jaren het meest toonaangevende instituut van de AdeKUS hebben gemaakt. Het IGSR heeft altijd jaarverslagen geproduceerd en accountantsverklaringen en er is onlangs een extra externe financiële doorlichting geweest waarbij de accountant niets onregelmatigs heeft gevonden. Menke, Schalkwijk en Lachman zullen daarom geen moeite hebben met een uitgebreid CLAD onderzoek, maar daarmee wordt het probleem niet aangepakt.

Het probleem is namelijk van politieke aard, om de woorden van Gobardhan-Rambocus te gebruiken, dat mensen niet ‘op basis van kennis en kunde aan het roer’ worden geplaatst door de politiek. Zwaargewichten die in het bestuur van IGSR zaten, zoals dr. Eddy Jharap, zijn door lichtgewichten vervangen op basis van o.a. nepotisme. Het is dan ook vanzelfsprekend dat zij geen leiding kunnen geven aan zo een toonaangevend instituut met alle gevolgen van dien. Het bevreemd daarom niet dat in een onafhankelijk ‘Tevredenheid- en Management Performance Onderzoek’ de directeur van IGSR, Danny Lachman, een 7,3 scoorde en het bestuur van IGSR slechts een 2,9. Om hun hachje te redden is het bestuur van IGSR tot stuiptrekkingen overgegaan, door eerst de directeur ontslag te geven in februari 2018 (wat onmiddellijk moest worden teruggedraaid) en nu financiële malversaties te zien waar die er niet zijn (de penningmeester van het bestuur van het IGSR is niet eens een financieel deskundige).

Elke onderwijsgevende weet dat er consequenties verbonden zijn bij zo een slecht rapportcijfer. Het universiteitsbestuur grijpt natuurlijk niet in, want één van de lichtgewichten die in het IGSR bestuur zit, heeft ook zitting in het universiteitsbestuur (conflict of interest) en in plaats dat de minister consequenties verbindt aan zo een laag rapportcijfer, wat elke onderwijsgevende zou doen, gaat ze juist het schaarse top kader (dat zich reeds bewezen heeft) aan een kant zetten. Het is dan ook zeer vreemd dat de minister nu iemand plaatst als waarnemend voorzitter van de AdeKUS die we kennen van het debacle rondom het Academisch Medisch Centrum Suriname en de voorzitter van het IGSR bestuur is iemand (red. Dr. Robert Power) die we kennen van de IAP (Innovative Agro Processing Industries) in Suriname. Beide personen hebben daar reeds luchtkastelen gebouwd; de ene met een ziekenhuis en de andere met een cassavefabriek en Suriname heeft daardoor miljoenen verloren.

Het is jammer dat ze nu ook de kans krijgen van de minister om blijkbaar samen een luchtkasteel te bouwen op de AdeKUS. Blijkbaar hebben we inderdaad niets geleerd in de afgelopen eeuwen en maken wij helaas dezelfde fouten waar Gobardhan-Rambocus ons op heeft gewezen. De minister is niet bezig met evidence-based policy making, waarbij beleid zo veel als mogelijk gebaseerd is op feiten die uit onderzoek zijn verkregen, maar op basis van policy-based evidence making, waarbij bewijs via een piki-piki- plei manier bij het beleid gezocht wordt ter goedkeuring (Boden & Epstein 2006; Derksen 2013).

Het is alleen jammer dat we hiermee juist het hoger onderwijs niet vooruit helpen. Onderwijs, met name hoger onderwijs in Suriname, is de beste manier om vooruit te komen op de lange termijn. Een rapport van de Centrale Bank van Suriname zegt bijvoorbeeld (Ooft & Eckhorst 2013): ‘human capital positively and significantly affects long-run economic growth for Suriname… leads to enhanced productivity and economic growth’. We weten uit onderzoek dat de meeste Surinamers die hun opleiding in het buitenland afronden, met name in westerse landen, niet meer terugkeren naar Suriname (IOM 2015).

De Internationale Organisatie voor Migratie heeft Suriname dan ook het volgende geadviseerd: ‘it is recommended that the government actively recruit Surinamese young professionals and graduates abroad, particularly in the Netherlands, with incentives and favorable working conditions’. Interessant is dat het onderzoek van dr. Tina Dulam (2015) heeft aangetoond dat: ‘the most important action that the government of Suriname could take would neither cost the country money nor time: if the government could guarantee that no political interference would take place in performing one’s job, the majority (55%) of the high skilled migrants would return to Suriname’. Het enige dat hoger opgeleiden willen is dus geen politieke bemoeienis bij het uitoefenen van hun baan (ze verkozen dit zelfs boven het krijgen van een gratis huis of perceel).

Menke en Schalkwijk (maar ook ondergetekende) zijn vrijwillig na hun studie aan top universiteiten in het buitenland terug gekomen naar Suriname om het land te helpen opbouwen. Als ze gekozen hadden voor een wetenschappelijke carrière in één van de landen waar ze hadden gestudeerd, wat ze makkelijk hadden kunnen doen, hadden ze veel meer geld kunnen verdienen (zie SEO 2015). Dus alleen al de gedachte van financiële malversaties is niet logisch, maar nogmaals een gedegen CLAD onderzoek is meer dan welkom. Toch hebben ze gekozen om hun krachten te geven in Suriname, jammer genoeg is de regering van Suriname niet alleen bezig om top kader niet aan te moedigen om naar Suriname terug te komen, zoals het IOM heeft geadviseerd (ze doen juist het tegenovergestelde van wat het onderzoek van dr. Tina Dulam aantoont), maar om top kader die vrijwillig gekozen heeft om in Suriname hun krachten te geven door politieke bemoeienis aan een kant te zetten in ruil voor het bouwen van een universitaire luchtkasteel.

De oplossing van deze academische neergang is dat er geen politieke bemoeienis meer moet zijn op de AdeKUS en dat top talent (zowel bestuurlijk als academisch) wordt aangesteld om leiding te geven aan de AdeKUS of anders gezegd dat we het advies van dr. Gobardhan- Rambocus gaan opvolgen en kiezen voor deskundigheid in plaats van luchtkastelen en mensen die een 2,9 scoren op hun rapport.

Jair Schalkwijk Msc.

(Opleidingscoördinator masteropleiding Social Development & Policy)

 

Literatuur

AdeKUS (2016a). Beleidsrapport onderzoek aan de Anton de Kom Universiteit. Paramaribo: Anton de Kom Universiteit van Suriname.

AdeKUS (2016b). Rapport promotiebeleid van de Anton de Kom Universiteit. Paramaribo: Anton de Kom Universiteit van Suriname.

Boden, R. & Epstein, D. (2006). Managing the Research Imagination? Globalisation and Research in Higher Education. Globalisation, Societies and Education, 4 (2), 223-236.

Derksen, W. (2013). Kennis en beleid verbinden: praktijkboek voor beleidsmakers. Den Haag: Boom Lemma

Uitgevers.

Dulam T. (2015). Brain Drain or Brain Gain: The case of Suriname. Rotterdam: Erasmus University Rotterdam.

Gobardhan-Rambocus, L. (2001). Onderwijs als sleutel tot maatschappelijke vooruitgang: een taal- en onderwijsgeschiedenis van Suriname, 1651-1975. Zutphen: Walburg pers.

Gobardhan-Rambocus, L. (2015). Onderwijs in een onafhankelijke staat, 1975-2015. His-her tori: tijdschrift voor

Surinaamse geschiedenis en cultuur, 6, 85-99.

IOM (2015). Suriname Migration Profile: A study on emigration from, and immigration into Suriname.

Georgetown: International Organization for Migration.

IMWO (2015). AdeKUS arbeidsmarkt behoefteonderzoek. Paramaribo: Anton de Kom Universiteit van Suriname. Martin, D. et al. (2001). Beleid en Bestuur in Suriname. Washington, D.C.: Inter-American Development Bank. Ooft G. & Eckhorst, K. (2013). Human Capital Development and Economic Growth in Suriname. Paramaribo:

Centrale Bank van Suriname.

SEO (2015). Beloning van wetenschappelijk personeel in internationaal perspectief. Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek.


Bron/Copyright:
Nickerie.Net /Ingezonden door Jair Schalkwijk 24-01-2019

 

WWW.NICKERIE.NET

Email: info@nickerie.net

Copyright © 2019. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics