Nickerie, Tuesday 18 May 2004  


Het Corantijns grens dispuut: de zoektocht naar haar vreedzame oplossingen

Grensgeschillen vormen verreweg het meest uitdagende onderwerp in ons volkenrecht. Meestal laten grensgeschillen zich kennen door inter-statelijke vijandigheden en niet in de minste gevallen gaan ze gepaard met gebruik van geweld, terwijl het geschilpunt altijd is: de twist om grondgebied.

Het grensgeschil betrekking hebbende op de Corantijnrivier, maakt deel uit van de koloniale erfenis van zowel de Republiek van Guyana als die van Suriname. Deze twee buurlanden hebben zeker gezien hun parallelle ontwikkeling en geschiedenis geen belang bij een conflict. De oplossing van het ‘Corantijns grensdispuut’ is dan ook zeer gewenst. Niettegenstaande dat beide conflicten internationaal rechtelijk van aard zijn, lopen oplossingen misschien niet helemaal parallel.

Bij de zoektocht naar mogelijke oplossingen die in dit artikel summierlijk zullen worden aangedragen, is het een noodzaak om het geschil eens goed te analyseren. Het zal blijken dat analyse al de halve oplossing met zich meedraagt.

Thans wordt een aanvang gemaakt met de analyse van wat hier kortheidshalve wordt genoemd het Corantijns grensdispuut. Na de analyse volgen mogelijke juridische oplossingsconstructies en zal worden afgesloten met een conclusieronde.

Het Corantijns grensdispuut, wat op zich een discutabele naam kan zijn voor het grensgeschil bestaande tussen ons land en de westerburen, bestaat uit twee conflicten.

Het eerste conflict betreft die aan de oorsprong van de Corantijn, namelijk de betwisting van de juridische status van de New River/ Opper-Corantijn. Volgens Guyana is de New River geen bronrivier van de Corantijn.

Het tweede conflict betreft het gebied bij de monding van de Corantijn. In 1913 zijn Nederland en Groot Brittannië, ex-moederlanden, overeengekomen dat de linkeroever van de Corantijn de grens markeert tussen beide kolonies. Opmerkelijk is dat juist dit gegeven nimmer is betwist. De grens tussen Suriname en Guyana wordt gevormd door de linkeroever van de Corantijn.

Op een bepaald moment in de geschiedenis is de voortzetting van de linkeroever van de Corantijn in de Territoriale Wateren en vervolgens in de Exclusieve Economische Zone, bepaald op een lijn welke van de linkeroever, 10 graden van het Ware Noorden liep in de Territoriale Wateren en Exclusieve Economische Zone. Deze lijn, onterecht de lijn van Equidistantie genoemd, is unilateraal door Groot-Brittannië verschoven ten nadele van Surinaams grondgebied.

Ik benadruk dat de 10 graden-grenslijn geen lijn van Equidistantie is, omdat de lijn niet vanaf het midden in de Corantijn (bij de monding) gemeten vanaf beide oevers wordt geacht te lopen, maar eigenlijk een verlengde linkeroever van de Corantijn is. Hier wordt de analyse gesplitst in twee delen, die na elkaar zullen worden bekeken.

Gezien het eeuwige en relatief traditionele karakter van het eerste conflict, zal de juridische status van de New River eerst onder de loep worden gelegd, met enige zijstappen naar historische hoogtepunten. In 1846 werd door Sir R. Schomburgk in opdracht van Groot-Brittannië het resultaat van een expeditie naar met name de Corantijn in kaart gebracht, waarop de Opper-Corantijn niet als bron was vermeld. Opmerkelijk is dat het doel van genoemde expeditie niet was het definiëren van grenzen van het toenmalige Berbice. De geboorte van het conflict was een feit. Vanaf 1846 tot heden hebben meerdere manifestaties van het geschil plaatsgevonden, zo ook pogingen tot oplossingen.

Voortduring met eventuele escalatie van het conflict betreffende de juridische status van de Opper-Corantijn is een directe bedreiging van de internationale vrede en veiligheid. De waarborger van de internationale vrede en veiligheid is de Verenigde Naties en wellicht bevat het Handvest van de Verenigde Naties een vreedzame geschillenoplossingsconstructie en wel in Hoofstuk VI, onder de kop: vreedzame regeling van geschillen. Artikel 33 van het VN Handvest somt de middelen tot vreedzame geschillenoplossing als volgt:

Onderhandelingen, feitenonderzoek, bemiddeling, conciliatie, arbitrage, rechterlijke beslissing, beroep op regionale organen of akkoorden, of andere vreedzame middelen naar eigen keuze.

Dit artikel vormt dus de basis van elke vorm van geschillenbeslechting. In de kwestie betreffende de juridische status van de Opper-Corantijn, is het middel van de onderhandelingen vruchteloos toepast, ik verwijs in deze context naar de onderhandelingen te Marlborough House in 1966 en het maar halfjes nageleefde Verdrag van 1971, getekend te Chaguaramas.

Feiten en bemiddeling kunnen mijns inziens in gecombineerde vorm toegepast worden. Het feitendonderzoek moet dan wel hydrologisch en juridisch zijn, een ‘Debiet onderzoek’ door bijvoorbeeld een team van Surinaamse en Guyanese hydrologen, doch bij bemiddeling zal de onderhandelingszwakte tussen beide partijen partijen kunnen spelen, waardoor vervolgens wordt teruggevallen op het lijstje van middelen.De concilliatie en arbitrage lijken qua uitvoering op elkaar en in deze is een derde partij, die als arbitrator zou moeten optreden, noodzakelijk. Guyana en Suriname zullen toch wel een arbitrator kunnen aanwijzen. Hoewel deze oplossing er eentje is van de minste confrontatie, is het ook een duurdere. De weg van rechterlijk ebeslissing, brengt ons naar het Internationaal Hof van Justitie, dat wil zeggen dat Suriname van dit Hof kan verlangen een beslissing omtrent de juridische status van de Opper Corantijn en daartoe zal Suriname de klacht onder de aandacht brengen van de Veiligheidsraad. De juridische technische aspecten van het dan eventueel te voeren proces zullen hier verder niet besproken worden.

Ik merk op dat in het licht van het bevorderen van internationale coöperatie, artikel 52 van het VN Handvest het systeem van vreedzame geschillenbeslechting zodanig organiseert dat optreden in regionaal verband, althans via regionale organisaties, eerst de middelen van vreedzame geschillenbeslechting zijn beproefd, alvorens de Veiligheidsraad, lees: Internationaal Hof, er aan te pas komt.

In deze context is van belang te wijzen op artikel 23 van het Handvest van de Organisatie van Amerikaanse Staten, waarin met zoveel woorden staat opgenomen dat geschillen tussen lidstaten kunnen worden ingediend bij deze organisatie.

Het lijkt mij dus dat eerst nadat regionale middelen zijn beproefd, men de stap naar de Veiligheidsraad cq het Internationaal Hof van Justitie kan maken.

Het tweede conflict, betreffende de monding, althans voorzetting van de grenslijn van de linkeroever van de Corantijn in de Territoriale Wateren (12 zeemijl vanaf de kust) en in de Exclusieve Economische Zone (200 zeemijl).

Nu er over de verlenging van de grenslijn en de historische verlegging (gebeurde niet in 1 dag) daarvan een twist bestaat en deze twist het Internationale Recht van de Zee (is niet gelijk aan Zeerecht zoals we dat kennen in het Handelsverkeersrecht) raakt, is dan ook van belang om naast de bestaande regels van vreedzame geschillenbeslechting voorvloeiende uit artikel 33 en volgende van het VN Handvest en hierboven reeds behandeld, te kijken naar wat het United Nations Convention on the Law of the Sea van 1982 (kortweg UNCLOS) hierover zegt. Allicht parkeren we bij hoofdstuk XV van de UNCLOS, welk hoofdstuk beslaat het beslechten van geschillen tussen staten die voortkomen uit twisten met betrekking tot het Recht van de Zee, inclusief het recht over te Territoriale Wateren en Exclusieve Economische Zone. Artikel 279 geeft weer het eerste principe van de UNCLOS: de vrije keuze van vreedzame middelen door partijen. Indien partijen het niet eens kunnen worden over de wijze van geschillenbeslechting of de gekozen wijze heeft niet tot bevredigend resultaat geleid, dan bestaat het principe van ‘compulsory settlement’ en zullen partijen een bindende beslissing verlangen van een judicieel orgaan. Volgens de UCLOS kan dit judicieel orgaan, afhankelijk van de wil van partijen, zijn: het Internationaal Tribunaal voor het Recht van de Zee, het Internationaal Hof van Justitie, een Arbitraal Tribunaal, een Speciaal Arbitraal Tribunaal. Ik moge erop wijzen dat de beslissingen van alle vier fora bindend zijn. Indien partijen echter in hun multiple choice uit vier, niet dezelfde keuze hebben gemaakt, dan is de beslechtingsroute alleen via het forum van arbitrage te volgen; in artikel 287 UNCLOS hierover meer details.

Hoewel het Corantijns grensdispuut gezien zijn omvang en juridische complexiteit, veel meer tijd en aandacht verdient, is hier slechts in verwijzingsvorm een aantal mogelijke oplossingsconstructies weergegeven, althans summierlijk geanalyseerd.

Ik moge concluderen met het volgende: het lijkt mij dat beide conflicten via de weg van arbitrage kunnen worden opgelost. Voor het vinden van een geschikte arbitrator zullen Suriname en Guyana eens rond de tafel moeten gaan zitten. Indien men kiest voor een beslissing door een judicieel orgaan, dan is het raadzaam om na te gaan in hoeverre Suriname en Guyana met betrekking tot de Mondingskwestie de rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof zullen erkennen, zodat bij adiering gelijk ook kan worden behandeld het probleem betreffende de juridische status van de Opper-Corantijn.

Het is namelijk zo dat bij indiening van een klacht door een lidstaat, de Veiligheidsraad eerst toetst of het onderhavig geschil wel genoeg belang heeft voor beslechting door het Internationaal Gerechtshof. Indien Guyana meent het Internationaal Tribunaal voor het Recht van de Zee te moeten entameren, dan is het nog de vraag of Suriname het daarmee eens is, doch vervallen op arbitrage is dan weer het gevolg.

Over de procedurele als wel de materiële details van de beslechting van het Corantijns Grensdispuut misschien op een ander tijdstip meer.-.

MR AWR KANHAI

JURIST INTERNATIONAAL RECHT

PARAMARIBO

Bron:
,  05-03-2004

  terug naar het nieuwsoverzicht

 

WWW.NICKERIE.NET

Copyright © 2004. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics