|
Nickerie - verleden, heden en de toekomst |
|
door Kenneth R. Donk |
Plantage Waterloo
In
het weekeinde van 14 tot en met 15
november 2003 heeft de Architect Philip
Dikland, bestuurslid van de Stichting
Behoud Oudheden in Suriname, vergezeld
van Jan de Bruin, ingenieur en
Onderwijs Consultant, een historisch
werkbezoek gebracht aan Nickerie. Samen
met Kenneth Donk, correspondent van
Paramaribo Post voor Coronie en
Nickerie,
met wie zij op de plantage
Fredriksdorp in Commewijne kennis
maakten, hebben zij zich georiënteerd
op de vijf voormalige suikerplantages
van Nickerie, om de nog in het district
voorkomende oudheden, overblijfselen
van de plantages middels documentatie
vast te leggen. Bezocht werden Waterloo,
Nursery, Hazard, Paradise en
Hamptoncourt. Restanten
van de toen
in gebruikzijnde machines, delen
van stoomketels, vliegwielen, graven,
funderingen van gebouwen en fabrieken
zijn in kaart gebracht, maar niet
alvorens de vochtige hitte van het
tropische secundaire bos en de
muskietenmassa te hebben getrotseerd.
In dit artikel wordt Waterloo belicht.
De
restanten van de oude directeurswoning,
zo’n dertig kolossale neuten van
pakweg drie meter hoog, spreken
boekdelen over de grootte van het
gebouw die 100 ramen telde, en waarvan
wordt verteld dat het honderdste raam
op last van de gouverneur nooit open
mocht staan. De van steen opgetrokken
fraaie voortrap bedwingt nog steeds de
wortels van de vele bomen die bezit
hebben genomen van de mooie Engelse
tuin die er eertijds was. Zo’n 30
meter verwijderd van het huis staat
bijna onzichtbaar een bijna 50 meter
lang zwembad waarvan het ijzerwerk is
gesloopt, getuige
van de weelde die op de plantage
heerste.
Reeds in 1821 was de plantage in bedrijf; de eigenaar James Balfour voerde de administratie, terwijl W.R. Mc Donald de directie voerde. Teelde men bij de aanvang alleen koffie, in 1825 werd ook de suikerteelt opgepakt en zou de plantage als een suikerplantage bekendstaan. De plantage heeft veel voorspoed gekend, was in 1859 de modernste van Suriname en was voorzien van vacuumpans en centrifugaaltoestellen. Dit in tegenstelling tot de oude suikerplantages die suiker in grote kappas bereidden. De kappas waren onderdeel van de suikerproductie systeem die tussen 1830 en 1850 begon te verdwijnen.
Op
onze tocht door de polders van Nickerie
hebben wij vele kappas op de erven
aangetroffen. Stille doch waardevolle
getuigen die aangeven de suiker
historie van het district. Maar naast
de voorspoed waren ook de tegenslagen
zoals de grote brand die op de plantage
woedde in de ochtend van 17 op 18 mei
1833 waarbij een schade van
f 70.000,- werd geleden. Dan de
wereldcrisis van de jaren dertig van de
20e eeuw, waarin de
Surinaamse suikerondernemingen in grote
moeilijkheden kwamen. En dan de grote
vakbondsstaking in 1969 o.l.v. de
vakbondsleider Eddy Bruma, die enkele
centen meer eiste voor de arbeiders,
die de toenmalige directeur Shankar
en zijn zwager Chan deden
besluiten de productie voor goed stop
te zetten.
In de jaren die volgden tot heden, is de plantage op barbaarse wijze leeggeroofd en heeft men steen voor steen weggedragen. De fabriek is met de grond gelijk gemaakt. Triest om te zeggen, maar onder het toeziend oog van overheden en functionarissen, geschiedde de afbraak over vele jaren tot de dag van vandaag. Zo hebben wij geconstateerd dat in november 2003 van de solide oude weg tussen de plantage Waterloo en plantage Nursery over een lengte van 500m de bovenste laag van as, grind en schelpen, in de volle wegbreedte met een graafmachine is verwijderd, en deze grote hoeveelheid kubieke meters zand, miljoenen opleverende, elders in Nickerie is verkocht. Men heeft daarna het gat in de weg met opgehaalde klei uit het nabij gelegen afvoerkanaal opgevuld.
Langs
deze weg werd in 1870 de grote EBG-kerk
gebouwd die tot 1960 in gebruik was. De
graven op de begraafplaats nabij de
kerk zijn geroofd en vernield, deels
met de hand en deels met machines. Maar
gelukkig vonden wij niet ver waar de
fabriek stond, het graf van de Schot
James Balfour, de eerste eigenaar van
de plantage , die in augustus 1841
overleed. Het lijk werd zoals hij dat
wilde, volgens de geschiedschrijvers,
in een vierkant met alle mogelijke
spoed uit gebakken steen boven de
vlakke grond opgemetseld graf,
bijgezet. Maar voor dat gebeurde werd
vanwege de uitdrukkelijke wil van de
overledene een groot begrafenismaal
aangericht, waarbij
hij in zijn doodkist zelf de
hoogste plaats innam en waaraan alle
aanzienlijke personen van het district
deelnamen. Hoewel grafschenners het
monument hebben beschadigd, is het nog
van geschiedkundige waarde, en zal voor
Nickerie behouden moeten worden,
evenals de restanten van de schoorsteen
die er met zijn enorme bakstenen
fundament nog staat. Op de Nickerianen
wordt een beroep gedaan, zeer zuinig en
kritisch om te gaan met hun
geschiedenis dus wat er nog staat op
een deskundige wijze te behouden.
Rond
de emancipatie in 1863 telde de
plantage 241 slaven. De plantage Hazard
telde 170 slaven. Nickerie leverde rond
1876 ruim 1/5 van de suiker productie
van het land en ruim 2/5 van de rum. De
suikereffecten (plantages) van Nickerie
hadden over het algemeen meer waarde
dan die in de oude kolonie (
Commewijne, Para ,Saramacca).
Pas
in 1880 schakelde Waterloo grootschalig
over op contractarbeid. Inmiddels was
Nursery aangekocht en werd met Hazard
feitelijk een bedrijf gevormd. In
totaal werden 2187 hindostaanse
contractanten ( 1880-1916) en 3033
javaanse ( 1901-1929) geworven.
En
als je de oudere Nickerianen vraagt
naar Waterloo, dan vertellen ze vol
heimwee over wat zij noemen, de bloem
van Nickerie. Naast Waterloo legden
Nursery, Hazard, Paradise, en
Hamptoncourt hun schatten bloot., maar
daarover meer in andere artikelen,
speciaal gewijd aan deze voormalige
plantages.
K.R. Donk, 17 november 2003
Reacties: kennethdonk@yahoo.com
Overzicht van reeds verschenen artikelen
Copyright © 2003 - 2004 . All rights reserved.
Designed & hosted by Galactica's Graphics