Nickerie - verleden, heden en de toekomst

door

Kenneth R. Donk

Plantage Nursery, het verborgen sieraad


In het weekeinde van 14 tot en met 15 november 2003 heeft de Architect Philip Dikland, bestuurslid van de Stichting Behoud Oudheden in Suriname, vergezeld van Jan de Bruin, ingenieur en Onderwijs Consultant, een historisch werkbezoek gebracht aan Nickerie. Samen met Kenneth Donk, correspondent van Paramaribo Post voor Coronie en Nickerie,  met wie zij op de plantage Fredriksdorp in Commewijne kennis maakten, hebben zij zich georiënteerd op de vijf voormalige suikerplantages van Nickerie, om de nog in het district voorkomende oudheden, overblijfselen van de plantages middels documentatie vast te leggen. Bezocht werden Waterloo, Nursery, Hazard, Paradise en Hamptoncourt. Restanten van de toen  in gebruikzijnde machines, delen van stoomketels, vliegwielen, graven, funderingen van gebouwen en fabrieken zijn in kaart gebracht, maar niet alvorens de vochtige hitte van het tropische secundaire bos en de muskietenmassa te hebben getrotseerd. In dit artikel wordt plantage Nursery belicht.

Oud district-secretaris Ali Sewrutton, het kan niet anders, heeft de verrichtingen van de historische speurder Phillip Dikland in Nickerie nauwlettend gevolgd. Na zoveel dienstjaren bij de bestuursdienst achter de rug te hebben, mag Ali als een kenner bij uitstek van Nickerie worden gezien. De tochten van Dikland door de polders van Nickerie, de bezoeken aan o.a. de oude plantages Waterloo, Hazard, Hamptoncourt en Paradise hebben hun neerslag gehad in stad en district, binnen- en buitenland. Nu met Ali’s hulp zou het grootste plantage geheim van Nickerie niet lang meer verborgen kunnen blijven.

Doelmatig en smaakvol

Van Ali verneemt Phillip dat in de bossen ten oosten van plantage Waterloo er nog restanten van de oude suikerfabriek van de plantage Nursery moeten liggen. Hij heeft zelf vele jaren terug met een kleine delegatie per boot (via de aanvoerkanalen vanuit Hazard) het emplacement en de oude begraafplaats mogen bezoeken. Wat hij toen heeft gezien aan oude machines, graven met opschriften van namen als Wesenhagen, van Leesten, en Brown zal hij nimmer vergeten. De vraag is: ”wat staat er nu nog?”. Daarnaast is het niet duidelijk meer, hoe daar te zullen komen, daar het gebied na tientallen jaren verlaten te zijn geweest, volledig door secundair bos is ingepalmd. Ook is het zelf zo, dat een groot deel van de Nickeriaanse bevolking niet eens van het hebben bestaan van de plantage Nursery afweet, dus wie zou als gids kunnen dienen. De vroegere voordammen en de gronden die net achter de dammen staan, zijn verkaveld in de vorige eeuw en het gebied staat bekend als de vestigingsplaats Karang-Anjar. Dat verborgen in het secundair bos nog steeds de oude plantage met beddenstructuur en waterwegen er is, weet bijna niemand. Maar daarin zal wel spoedig verandering komen, nu Dikland is ingelicht over de juiste ligging van de plantage en wat er misschien nog te vinden is. Zelf weet hij dat August Kappler, dezelfde persoon die later Albina stichtte, in 1838 een regelmatige gast op de plantage Nursery was. Hij diende toen in het koloniale leger. Kappler vertelt over de plantage het volgende:

August Kappler

 “… Bijzonder vriendelijk werd ik op de suikerplantage “ the Nursery” ontvangen, waarom ik nooit verzuimde aan te leggen. De vrouw des huizes beschonk mij gedurig met allerlei vruchten en voor enige ponden brood - die zij vervolgens onder de negerkinderen uitdeelde - ontving ik telkens een klein vaatje suiker, zodat ik het soms zeer slechte water op den post, altijd als limonade kon drinken. De plantage zelve is een der schoonste hier te lande en ik geloof het er voor te mogen houden, dat den grote vruchtbaarheid van den grond en de goede gezindheid der negers haar tot ene der voordeligste maken. Gebouwen, tuinen en negerwoningen zijn doelmatig en smaakvol aangelegd. In een gedeelte van het prachtige kookhuis bevindt zich de stoommachine, waardoor het sap uitgeperst, en naar de tweede verdieping opgepompt wordt. Hier staan in een ruime zaal twee rijen ketels, waar de likker ( het uitgeperste sap) gekookt en tot suiker gemaakt wordt. Deze wordt in de beneden ruimte bewaard.

Een kanaal, zich uitstrekkende langs de suikervelden, geleidt tevens van het kookhuis naar de ongeveer tien minuten van daar verwijderde landingsplaats, waar een klein zomerhuisje aan de Nickeri-kreek gebouwd is. Bij dit huisje leggen de schepen aan. De suikervaten worden nu door een windas uit het binnenkanaal in ’t huisje en van daar in ’t schip gehesen.

Achter den molen zijn de gebouwen voor het stoken van rum, zoowel als de uit tras opgebouwde ovens, waarin het uitgeperste riet tot stoking  der ketels geworpen wordt; door een ander kanaal is het zeer elegante, in enen tuin geplaatste woonhuis van de fabrieksgebouwen gescheiden. Andere kanalen scheiden dit weer van het dorp der negers, hetwelk bestaat uit drie straten, die met kokosnoot en pomme de cytherebomen zijn beplant. De negerwoningen zijn van pinapalmhout, met planken beschoten en hecht gebouwd; bij elk huisje bevindt zich een tuintje…”.

Met deze woorden van Kappler in gedachte, weet Phillip, dat Nickerie en Suriname een verassing staat te wachten. Dat voelt hij gewoon aan. Hij is er nu voor de andere plantages, maar na de ontmoeting met Ali staat het vast. Hij zal spoedig, speciaal voor Nursery, vanuit Paramaribo wederom naar Nickerie afreizen.

Aquaducten en volle pontons

Oud district-secretaris Ali Sewrutton

Samen met Karel van Hest, een collega architect, reist Phillip in de eerste week van december 2003, vanuit Paramaribo naar Nickerie af. Omstreeks 11.00 uur in de morgen bereiken zij Nw.Nickerie  en maken direct contact met Ali in zijn winkeltje aan de Nickerierivier, nabij de sluis aan de Waterloostraat. Veel tijd voor praten is er nu niet. Het is nu tijd om zaken te doen, dus besluit Ali de heren naar de Pisangkapokweg te brengen nabij de vroegere achterdammen van de plantages Longmay en Plaisance. De hoofddam (nu bekend als de Nieuwe Laan ) tussen deze twee plantages bestaat nog, evenals het transportkanaal dat doorliep via Hazard en Nursery tot Waterloo.

 

Als Ali het gebied beschrijft zoals hij het vanaf kleine jongen heeft gekend, herleeft het plantagesysteem voor de ogen van Karel en Phillip en zijn de structuren overal herkenbaar. “Rechts tegenover de Longmayschool bovenop het afvoerkanaal langs de Pisangkapokweg, heeft een aquaduct gestaan”,zegt Ali. Onder het aanvoerkanaal, richting Nickerierivier, stroomde het afvoerkanaal doormiddel van gietijzerenkokers rustig door. Het moet een pracht gezicht zijn geweest een kanaal boven de ander te zien stromen. Pontons vol beladen met riet werden door stieren, die op de zijdammen liepen, door het aanvoerkanaal getrokken. Rond 1950 is dit aquaduct door de afdeling van de Tris (Troepenmacht in Suriname) opgeblazen. Dit zorgde voor de nodige consternatie in die tijd, waarover nog enkele oudere mensen uit de polder kunnen vertellen. Naast dit aquaduct waren er nog twee andere. Het tweede aquaduct ongeveer driehonderd meter verder, als het aanvoerkanaal aan de overkant van de weg richting Hazard wordt gevolgd. Het derde ergens op de grens tussen Nursery en Waterloo, waar eveneens de kanalen elkaar kruisten”. Daar het gebied hier te Longmay nog niet vol bebouwd is, zijn de contouren van de oude plantages  vanuit deze positie nog duidelijk te volgen. Naar het oosten toe, Longmay en Plaisance met de oever begroeiing langs de rivier in de verte en naar het westen toe Hazard, waar de toppen van de grote oude plantage schaduwbomen in het centrum nog duidelijk zijn waar te nemen. Zij die weet van zaken hebben kunnen als maar blijven genieten van deze restanten uit het verleden. Het historische genotgevoel is niet te beschrijven. Zij die de historie niet kennen en geen belangstelling daarvoor hebben, rijden er elke dag zonder notitie van te hebben, langs. Samen met Ali, bezoeken Karel en Phillip de locatie waar het tweede aquaduct heeft gestaan. Hier worden nog restanten van de oude kokers gevonden, die niet lang terug door graafmachines zijn opgehaald. Aan de rechterzijde waar  de kokers hebben gestaan is nog duidelijk het kolkgat, ontstaan door van de stuwende kracht van het water, te zien. “ Daar in die kom heb ik nog hele grote trapoens en pataka’s gevist “,vertelt Ali. Duidelijk ligt het zuid-noord lopende afvoerkanaal  van Hazard enkele meters lager, dan het oost-west lopende aanvoerkanaal van vanuit Longmay. Hier is het kanaal nu afgedamd, maar heeft nog water en staat mooi begroeid met waterlelies. Aan de overzijde is het droog, omdat de aanvoer is afgesneden. Niet ver hiervandaan heeft de fabriek van de suikerplantage Hazard gestaan. Met een beetje fantasie, kun je nog de volle pontons met riet, richting fabriek zien gaan, voortgetrokken door stoere en sterke stieren.

 

Dorstig, bezweet en uitgeput

Ali, Karel en Phillip besluiten nu terug te rijden richting Nw.Nickerie, om nabij de Nurserysluis het stukje oude weg in te slaan. Op de dam tussen Waterloo en Nursery wordt een poosje gelopen. Dan wordt er een poging gewaagd via het bos de locatie te bereiken waar de fabriek van Nursery gestaan moet hebben. Maar na ongeveer een half uur in de kapoewerie gekapt te hebben, wordt de poging gestaakt. De begroeiing is zwaar en ondoordringbaar. Dorstig, bezweet en uitgeput, wordt de terugtocht aanvaard. Met een gevoel van weemoed en neerslachtigheid, worden in de verte nog de koningspalmen waarvan toppen fier boven het bos uitsteken bezien. Daar ongeveer moet de fabriek hebben gestaan, helaas had het bos de eerste slag gewonnen. Nabij de weg wordt een gesprek gevoerd met Simon Djojopawiro, die in een woning langs het kanaal tussen Waterloo en Nursery woont. Hij zou Phillip over enkele weken wel naar de plaats van de oude fabriek kunnen leiden. Voorlopig zou Dikland het moeten doen met wat hij weet van de plantage.” Nursery was een grote plantage met 391 slaven. De eigenaar J. Tyndal administreerde het bezit zelf. Over Tyndal is niet veel bekend. Zijn volledige naam is Joseph de Veer Tyndall. Hij was een der Engelsen, die in de beginjaren van het Engelse tussenbestuur naar Suriname waren gekomen. Hij arriveerde omstreeks 1802 vanuit Granada met 100 slaven. Nursery was in die begintijd een koffieplantage, en schakelde pas later over op suiker. De katoenplantage Seeland aan de kust voor Nickerie  tussen de plantages Clochester en Providence,was eveneens zijn eigendom. In tegenstelling tot de buurtplantages Hazard en Waterloo geschiedde de suikerverwerking nog volgens het oude jamaica-train systeem, dus in open kookpotten de z.g. cappas”.

 

Ongeschonden suikermachinerie

Na de jaarwisseling is het zover. Dit keer zal de locatie met de hulp van Simon worden bereikt. Toch wist Dikland, door Simons uitleg, dat het bos niet zomaar het geheim prijs zou geven. Op 10 januari 2004 is het dan “ The Day”. Vanuit het achtererf van de oma van Simon te Karananjar, begint de tocht. Ongeveer 500 meter verder ligt de bestemming te wachten om verlost te worden van tientallen jaren in de vergetelheid te zijn. Al gauw kon Phillip de vormen van de oude rietbedden waarnemen. Ze staan er gewoon nog, ook de sleuven aanvoer en afvoer kanalen. Hoofdkanalen en secundaire, soms begroeid met meters hoge mokko-mokkoplanten. Gelukkig zijn de meeste kanalen droog en kunnen gebruikt worden om in te lopen,als de dammen ernaast te sterk begroeid zijn. Soms met dikke pakketten palmen vol met doornen, die met gemak door de laarzen kunnen prikken.

Paddenstoel “Sluierdame”

Op een van de dammen wordt een prachtige paddenstoel, de zeldzame “sluierdame” aangetroffen. Deze is rood van boven en omgeven met een kantachtige omlaag hangende witte sluier. Zulke paddestoelen worden diep in het tropisch regenwoud wel eens gezien. Het eerste succes van de dag dus. Het bos is broeierig, geen zuchtje wind is voelbaar. Er dreigt gevaar. Braziliaanse wilde bijen en de grote capasiewaswassies kunnen elk moment toeslaan. Aan de labaria of owrokoekoe gifslang wordt bewust niet gedacht. Ook uitputting dreigt nu weer, maar de drang te overwinnen is nu te groot. Na ongeveer anderhalf uur in het bos gelopen te hebben, geïmproviseerde bruggen van takken over kanalen te hebben gemaakt en genomen, wordt de omgeving ineens anders. Over de dammen kun je nu trots de begroeiing, gemakkelijk lopen. Net als in het oerwoud ligt er een dik pakket bladeren op de grond. Hier een koningspalm en daar een oude kankantrie. En dan ineens oude bakstenen die overal verspreid liggen. 

Resten van suikerrietenpers

Delen van oude flessen stukjes ijzer e.d… en dan een oud wiel, met een diameter van wel 4 a 5 meter, met daarnaast een complete stoommachine de koppelingen en eveneens een complete suikerpers. Een gevoel van een niet in te dammen hoerastemming, van geluk en plezier, van vreugde en overwinning, maakt zich van Dikland meester. Nergens in Suriname is zo’n complete stoommachine en pers gevonden. Waarom van al de gebouwen van de plantage niets meer is te vinden, hele fundamenten zijn verdwenen, maar deze twee machines er nog staan is zowel een geluk als een raadsel. Samen met Simon Djojopawiro ontdoet hij de machines van onkruid om zo goed als mogelijk foto’s te schieten. Omdat Nickerie, Suriname en de Wereld, getuigen mogen zijn van deze geweldige fonds. Als het gebied verder is verkend, komt Dikland tot rust. De oude begraafplaats zoals Ali die heeft beschreven wordt niet gevonden. Wel liggen er hier en daar hopen bakstenen. Zouden de graftomben kapot zijn gemaakt om die bakstenen? Een derde uitgebreide tocht in de toekomst zal wellicht het antwoord bieden.

 

Nog meer resten van de Suikermachinerie

Phillip houdt Simon voor dat na de afschaffing van de slavernij  in 1866 en 1872, 68 Chinese arbeiders voor de plantage  werden geworven. De eersten arriveerden vanuit Hong-Kong. De tweede groep kwam uit Demerara via Berbice. Ze werden opgevangen door  J. de Veer-Tyndall junior. Joseph Tyndall senior moet omstreeks 1846 zijn gestorven”. Ligt zijn graf nog hier ergens, denkt Philips, voor hij verder vertelt: ” In 1889 was James Ching-A-Pau de eigenaar. In 1890 werd de plantage verkocht aan de eigenaren van Hazard en Waterloo, R.Kirke. Rond 1920 wordt de plantage buiten productie gesteld”. En voor het nageslacht staat hij er nu nog, na zovele jaren te hebben gewacht, de suikermachinerie, vrijwel geheel intact. Stoommachine en pers zijn beide afkomstig uit de fabriek van G.Fletcher te Londen. Een jaartal wordt niet op de machines aangetroffen, maar waarschijnlijk dateren ze omstreeks 1910. Hopelijk zullen de Nickerianen en de Surinaamse overheid, dus met de D.C. van Nickerie, deze schatten verder kunnen bewaren voor het nageslacht. Niet wat met o.a. Waterloo is gebeurd. Daar heeft men tot de laatste steen bijna, alles weggedragen. Niemand greep in.

Voor Dikland, is het werk in Nickerie niet afgelopen. Op Margarethenburg ligt er een enorme fundering van een kantoenfabriek, meneer de Clerck, 86 jaar, schijnt er wat van te weten.

Kenneth Donk, 30 maart 2004

Reacties: kennethdonk@yahoo.com

 

naar boven

 

Overzicht van reeds verschenen artikelen

 

WWW.NICKERIE.NET

Copyright © 2003 - 2004 . All rights reserved.

Designed & hosted by Galactica's Graphics