Nickerie.Net, woensdag 26 april 2006
Exportvolume rijst en –producten gehalveerd
Paramaribo - Wat één van de eerste groeisectoren van
onze economie had kunnen worden, naast de mijnbouwsector, lijkt nu in een
onomkeerbare spiraal van verval geraakt te zijn. Het exportvolume rijst en
rijstproducten daalde van 71.000 ton in 2002 naar 35.000 ton in 2005 en het
exportinkomen volgde de neergaande beweging van US$ 14 miljoen in 2002 naar US$8
miljoen in 2005.
Deze ongunstige ontwikkeling speelt zich volgens de Vereniging Surinaams
Bedrijfsleven juist af op het moment, dat de gunstige condities van weleer,
zoals de voorkeursregelingen voor afzet van rijst op de Europese markt,
afgebouwd worden. De preferentiële importregelingen op de Europese markt moeten
eind 2007 opgeheven zijn, wat in feite alleen Suriname en Guyana regardeert. Zij
zijn de enige landen op wie het preferentieel regime van rijst op de Europese
markt van toepassing is. Het alternatief, namelijk de ontwikkeling van de afzet
op de Caricom-markt verloopt echter weinig bemoedigend. Het importregime van
rijst van niet-producerende CARICOM-leden, waarbij de enige producenten,
namelijk Suriname, Guyana en in veel mindere mate: Belize, een enigszins
beschermde marktpositie genieten, wordt danig ondermijnd door de CARICOM-leden
zelf. Deze blijken zich weinig gelegen te laten liggen aan een overeengekomen
regime ten voordele van de CARICOM-leden Suriname en Guyana.
Op het moment wordt op beide fronten onderhandeld, zowel in Brussel over de inschrijvingsperiode voor import van rijst op de Europese markt als in Georgetown over een waterdicht regime van rijstproductie en afzet binnen de CARICOM. De afbouw van de importvoorkeursbehandeling van Suriname en Guyana op de Europese markt geschiedt aan de ene kant door de verlaging van de invoerrechten op rijst van andere, niet-ACP rijstproducerende landen, waardoor het prijsvoordeel van Surinaamse rijst geleidelijk aan komt te vervallen. Het heeft nu al een niveau bereikt, dat Suriname nauwelijks nog kan concurreren met rijstproducerende landen die het verschil van invoerrechten op rijst makkelijk kunnen compenseren met onder meer lagere transportkosten naar de Europese markt toe. Daar komt bij, dat de afzet op de Europese markt van Suriname en Guyana gebonden is aan quota, waarvoor op uiterst ongunstige wijze ingeschreven moet worden nu met het risico, dat men verleende volumes niet haalt, waarvoor boetes moeten worden betaald.
In Brussel wordt nu onderhandeld over andere perioden van inschrijving en levering, waarbij geprobeerd wordt om deze perioden zoveel mogelijk in lijn te brengen met de oogstperioden van onze rijst. Er ontstaat dan een meer reëel perspectief bij inschrijvingen en levering, omdat de leverancier een duidelijk beeld heeft van wat de oogst in dat seizoen opgeleverd heeft. Hij kan inschrijven met de zekerheid, dat hij de ingeschreven volumes ook inderdaad kan leveren.
MISLEIDING
Binnen de CARICOM wordt rijst van Suriname en Guyana invoerrechtenvrij afgezet. Als deze landen geen rijst kunnen leveren die gevraagd wordt kunnen de betrokken landen vergunning vragen (‘suspension’) om rijst invoerrechtenvrij van buiten de CARICOM te kunnen importeren. Alle import van buiten de CARICOM moet gerapporteerd worden aan het secretariaat van de CARICOM. Volgens de VSB blijkt nu, dat met deze rapportage de hand gelicht wordt, en dat er lidlanden zijn die invoerrechtenvrij rijst van buiten de CARICOM importeren, terwijl Suriname en/of Guyana die rijst ook hadden kunnen leveren. Een verlies voor zowel deze landen, die geen afzet vinden voor hun rijst, als een verlies voor de CARICOM, die invoerrechten mist. Op de 20ste COTED-vergadering, januari dit jaar in Georgetown, werd gerapporteerd dat Suriname en Guyana hiermee miljoenen Amerikaanse dollars missen. Beide landen hebben dan ook heftig geprotesteerd tegen deze gang van zaken. Op een vervolgbespreking hierover van de Speciale Werkgroep over de Ontwikkeling van de Rijstsector, eind maart in Trinidad, is besloten dat de Caribbean Rice Association uiterlijk 20 april met een voorstel moet komen omtrent een waterdicht regime van de ontheffing van betaling van invoerrechten (het CET, het gemeenschappelijk buitentarief) voor rijst van buiten de regio. Die ontheffing kan pas echt als Suriname en Guyana beide niet aan de gewenste vraag kunnen voldoen.
STRUCTUUR
“Dat is één kant van de medaille”, stelt de VSB. Als de
onderhandelingen in Brussel slagen en de Caribbean Rice Association komt met een
aannemelijk voorstel, dan kunnen Suriname en Guyana op de juiste momenten in het
jaar betrouwbare schattingen geven met betrekking tot de beschikbare rijst en
rijstproducten voor hun afzet. Dan kunnen verzoeken voor ontheffing van CET op
rijst ook beter beoordeeld worden. Maar dan speelt nog een andere factor volgens
de VSB. Suriname zal de gevraagde hoeveelheden dan ook steeds moeten kunnen
leveren. Terwijl de Surinaamse rijst zich in een dalende trend ontwikkelt, neemt
die van Guyana juist toe. Alle Europese hulp aan onze rijstsector ten spijt
(waarvoor een bedrag van 9,5 mil-joen euro al jarenlang ongebruikt ligt) komt er
maar geen schot in de verbetering van de productie-omstan-digheden van rijst in
ons land, waardoor de Surinaamse rijst zich geleidelijk aan uit de
internationale markt wegprijst. Gebrek aan visie en daadkracht eisen een zware
tol wat de toekomst van de rijstsector in ons land betreft.
Tot slot vraagt de VSB zich af waarom de ratificatie van de overeenkomst voor
een jaarlijkse levering van 10.000 ton rijst aan Brazilië nog maar steeds
uitblijft.
Bron/Copyright: |
|
De West / Nickerie.Net |
,26-04-2006 |
E-mail: info@nickerie.net
Copyright © 2006. All rights reserved.
Designed by Galactica's Graphics