Nickerie.Net, zaterdag 24 februari 2007


Che's portret: een commerciële revolutie

Tentoonstelling van guerrillero heroico Che Guevara.

Monique de Heer

Het was een toevalstreffer. Havana 5 maart 1960: de dag ervoor is het Franse fregat Le Coubre ontploft in de haven. Voor de begraafplaats Colon waar de meer dan tachtig doden naartoe zullen worden gebracht, is een podium opgericht. Fidel Castro spreekt over een aanlag van de CIA. Le Coubre vervoerde munitie voor de Cubaanse revolutionairen. Alberto ’Korda’ Diaz, Castro’s hoffotograaf staat tussen het publiek. Hij maakt in opdracht van een Cubaans dagblad foto’s van Fidel op het podium, en zijn gasten Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir die de begrafenis bijwonen. Eén kort moment stapt Ernesto ’Che’ Guevara, op dat moment president van de Cubaanse bank, vanaf de tweede rij naar voren. Hij kijkt uit over het publiek. Korda maakt een staande en een liggende foto. Che’s gezicht is op beide foto’s hetzelfde. Het wordt zo ongeveer het meest gereproduceerde beeld ooit.

Che Guevarra op 5 maart 19600. Volgens fotograaf Alberto Korda was de stemming van Che die dag als ’boos’ en ’gekweld’.

In het Amsterdamse Tropenmuseum is tot en met 6 mei een reizende tentoonstelling te zien over wat er na 1960 met die foto gebeurde. Korda zag in 1960 niet direct dat hij iets bijzonders had gemaakt. Hij drukte de contactvellen af, hing een afdrukje aan het prikbord van zijn donkere kamer en gaf wat foto’s weg aan vrienden. Pas een jaar later verscheen de foto voor het eerst in de krant bij een aankondiging van een conferentie waar Che Guevara zou spreken. De bewuste toespraak werd in april 1961 nooit gehouden vanwege de Amerikaanse invasie in de Varkensbaai. Che heeft de foto gezien voor zijn dood in 1967, maar het is niet bekend wat hij van de foto vond. Pas toen de linkse Italiaanse uitgever Feltrinelli in ’64 Cuba bezocht en Korda hem de foto meegaf, werd de foto populair. Feltrinelli liet er posters van maken die de hele wereld overgingen en Che werd het symbool van de studentenopstanden in ’68.

Wat maakt deze foto zo bijzonder?

Anna Brolsma van het Tropenmuseum: ,,Het is een beetje zoals met de Mona Lisa, je kunt erin zien wat je er in wilt zien. Hij kijkt vastberaden maar ook triest, heldhaftig maar ook twijfelend. Het knappe uiterlijk speelde ook een grote rol bij het succes van de foto.

Che staat er uiterst voordelig op. Het is ook een tijdloos beeld, Che heeft een futuristisch aandoend jasje aan. En dan die blik.”

De tentoonstelling ’Che, een commerciële revolutie’ gaat niet verder in op de persoon van Che Guevara, hoewel er wel een film te zien is met onder andere de echte beelden van de dag waarop de foto werd gemaakt en beelden uit de speelfilms die over zijn leven werden gemaakt.

Dat het optreden van Che Guevara bij nader inzien nogal omstreden bleek, is geen onderwerp. Ook het verloop van de Cubaanse revolutie, of de schendingen van mensenrechten door Castro’s regime komen niet aan de orde. Zo lijkt het alsof de beroemde foto weinig meer met Che zelf te maken heeft. Dat is eigenlijk ook zo. Want wat doet Che op de wikkel van een ijsje of in een reclame voor een Amerikaanse fastfood keten? En de boerencoöperatie uit Chili zou waarschijnlijk het affiche niet hebben opgehangen als ze tot in detail op de hoogte waren van zijn harde optreden tegen andersdenkenden.

Deze tentoonstelling gaat over het gebruik van dat ene beeld van de Guerrillero Heroico. Che aan de muur in China, Che op affiches voor vakbondsbijeenkomsten, Che op muren in Belfast en La Paz, en vooral op heel veel T-shirts. Er zijn droevige foto’s uit Buenos Aires, waar het dragen van zo’n shirt onder het kolonelsregime genoeg was om gearresteerd te worden en te verdwijnen.

Korda heeft nooit een vergoeding willen ontvangen voor het gebruik van zijn foto. Deze moest de revolutie dienen. Hij heeft een keer een proces gevoerd tegen onrechtmatig gebruik van de foto, dat was toen het wodka-merk Smirnoff de foto gebruikte in een advertentiecampagne.

Korda vond dat alcohol tot de ondergang van de arbeidersklasse leidde. Maar later was er geen beginnen meer aan. In het Tropenmuseum staat een wonderlijke collectie voorwerpen bij elkaar. Che op handtasjes, Che op bierflessen, sambaballen, sleutelhangers, op schorten en asbakken. Soms is alleen de baret al genoeg om de associatie te leggen, zoals bij de mascotte van een Amerikaanse hamburgerketen. Johnny Depp liet zich afbeelden als Che en Madonna droeg de baret voor de American Life tour. Kunstenaars als Annie Leibovitch en Andy Warhol gebruikten het beeld. Heel bont maakte de Australische afdeling van Ola het met het Magnum ijsje daar.

De kersenvariant werd Cherry Guevara genoemd, met de slogan: ’de revolutionaire strijd van de kersen werd verpletterd toen ze gevangen werden tussen twee laagjes chocolade. Mag hun nagedachtenis voortleven in jouw mond.’

En de foto blijft aanwezig in het straatbeeld. Op dit moment zijn er weer Che schoolspullen te koop die worden gebruikt door jongeren die vaak geen idee hebben wie Che was, maar de associatie met rebellie wel oppakken. Che is ook een icoon voor blowende tieners.

De tentoonstelling reist de wereld rond en is verschillend ontvangen.

In New York kreeg samenstelster Trisha Ziff flink wat hatemail. In Engeland was weinig aandacht voor het politieke aspect. ,,In Nederland zijn we beter gewend om de confrontatie met het verleden aan te gaa’’, aldus Anna Brolsma van het Tropenmuseum. ,,In ieder land dat de tentoonstelling aandoet, wordt ook iets van het land zelf toegevoegd.

Hier ligt bijvoorbeeld een pro-Cuba pamflet ondertekend door Anton Constandse en Harry Mulisch.’’

T-shirts met Che lijken populairder dan ooit. Zelfs Paris Hilton is gesignaleerd in een ’Che topje’.

 

Tentoonstelling

’Che, een commerciële revolutie’ is te zien t/m 6 mei in het Tropenmuseum, Linnaeusstraat 2 in Amsterdam. Iedere dag geopend van 10.00 uur tot 17.00 uur. In verband met deze tentoonstelling worden verschillende lezingen gehouden. Ook wordt de Nederlandse documentaire over de zoektocht naar de afgehakte handen van Che vertoond. Meer informatie: www.tropenmuseum. nl. Catalogus 35,99 euro.


Achtergrondinformatie:

Che Guevara

* Jeugd * Motorreis *  Guatemala *  Cubaanse revolutie *  Na de revolutie *  Spoorloos *  Congo *  Bolivia *  Persoonlijkheidscultus *  Boeken * Films

Ernesto Che GuevaraErnesto Rafael 'Che' Guevara de la Serna (Rosario (Argentinië), 14 juni 1928 - La Higuera (Bolivia), 9 oktober 1967) was een Argentijns marxistisch revolutionair en Cubaans guerrillaleider. De bijnaam Che kreeg hij gedurende zijn verblijf in Guatemala. In Argentinië wordt de kreet Che gebruikt om iemands aandacht te trekken. In de rest van Latijns-Amerika wordt Che gebruikt als bijnaam voor iemand uit Argentinië.

Che was een lid van Fidel Castro's Revolutionaire Beweging van de 26e juli, die in 1959 in Cuba via een revolutie aan de macht kwam. Na verscheidene posten in de nieuwe Cubaanse regering te hebben bekleed, verliet Che Cuba in 1966 om de revolutie in andere landen te verspreiden. Eerst in de Democratische Republiek Congo en later in Bolivia. Op 7 oktober 1967 werd Che opgepakt tijdens een door de CIA georganiseerde militaire operatie van het Boliviaanse leger. Hoewel de CIA hem voor ondervraging in leven wilde houden, werd Che door het Boliviaanse leger geëxecuteerd. In juli 1997 zijn de overblijfselen van Che en zes van zijn kameraden naar Cuba overgebracht en in oktober 1997 met militaire eer bijgezet in een mausoleum in Santa Clara.

Jeugd

Che Guevara groeide op als oudste van vijf kinderen van Ernesto Guevara Lynch en Celia de La Serna. De geboortedatum op zijn geboortebewijs is 14 juni, 1928, er wordt echter aangenomen dat er met deze datum is gemanipuleerd om het feit te verbergen dat de moeder van Che al voor het huwelijk drie maanden zwanger was.

Als kind had Guevara het thuis goed. Zijn vader was architect en hij verdiende goed zijn brood. Guevara had veel tijd om te spelen met zijn vriendjes. Wanneer hij als kind thuis bij zijn indiaanse vrienden ging spelen, was hij geschokt door de omstandigheden waarin zij moesten leven. Zij leefden en sliepen vaak met het hele gezin in één kamer met één bed voor iedereen. Hun huizen en muren waren gebouwd van afval en kranten. Als kind sprak Guevara daar vaak over met zijn vader, die hem vertelde dat er veel ellende is in de wereld, en dat je er tegen moet vechten, maar dat dat heel moeilijk is door het autoritaire bewind waarin ze leven. Zelf nam de jonge Ernesto elke dag zijn quasi uitgehongerde vriendjes mee naar zijn huis, waar ze konden eten en/of slapen. De ouders van Guevara ontvangen hen met open armen.

Ernesto had gedurende zijn ganse leven veel problemen met zijn gezondheid. Tijdens zijn derde levensjaar kreeg hij last van een zware vorm van asthma 's Nachts kon hij vaak de slaap niet vatten. Die slapeloze uren bracht hij dikwijls al lezend door. Als jonge tiener las hij boeken van onder andere Freud, Beaudelaire, Marx en Boccacio, maar ook boeken zoals De Drie Musketiers en Robinson Crusoë sloeg hij niet af. Zijn drang naar het lezen van boeken werden enerzijds versterkt door het feit dat zijn vader over een eigen privé-bibliotheek beschikte, en anderzijds door zijn moeder. Zijn moeder had een voorliefde voor Franse literatuur. Zij liet hem boeken van onder andere Vernes, Dumas, Cervantes, Stevenson en Calgari lezen, als voorbereiding op de lagere school. Toch ondervond Guevara deze lectuur niet als een last.

Onder de vele adjectieven die kunnen gebruikt worden om Guevara's persoonlijkheid te beschrijven, valt zeker het woord "nuchter". Zowel in zijn jonge tienerjaren als gedurende zijn tijd als guerrillaleider, valt het op hoe nuchter hij omgaat met de dingen die hij hoort en ziet. Zo is er de anekdote van Guevara die voor het eerst Alberto Granados, zijn latere boezemvriend, ontmoette in het jaar 1944. Die ontmoeting had plaats toen Guevara samen met Tomàs, de broer van Alberto, Alberto ging bezoeken in het gevang. Daarover vertalde Alberto later: "Wij, studenten van de Universiteit van Cordoba, waren tezamen met studenten aan andere universiteiten in staking gegaan. Dat was in 1941. Wij staakten vanwege misbruiken op de universitaire campussen. Ik werd om die reden gearresteerd en naar het hoofdbureau van politie in Cordoba overgebracht. Het was niet zozeer een arrestatie alswel een kidnap, want er is nooit een proces geweest. In die tijd zocht mijn broer Tomàs mij op, bracht mij eten. Want in de gevangenis kreeg je niets te eten. Tomàs werd daarbij vergezeld door zijn schoolvriend Che Guevara. Ik praatte met Tomàs en Ernesto. Ik legde hen uit dat de middelbare scholieren de straat op moesten om de mensen te laten weten dat wij zonder vorm van proces in de gevangenis zaten, zij moesten de massa op de hoogte stellen van wat er gebeurd was. Ik was stomverbaasd door het antwoord dat de jonge Ernesto Guevara gaf: "Dat helpt niet, Alberto. De straat op gaan, zodat de politie je achterna kan gaan met hun knuppels…dat heeft geen zin"." Sinds hun ontmoeting noemde Ernesto Alberto Mial, een samentrekking is van Mi Alberto.

In het jaar 1947 besliste Guevara dat hij voor dokter zou studeren aan de Universiteit van Buenos Aires. Deze keuze verklaarde Guevara als volgt: "Als dokter kan ik met een zak op m'n rug overal heen, ik hoef geen papieren bij me te hebben, ik kan overal werk vinden en op deze manier kan ik ook perfect mijn astma behandelen."

Als tiener was Guevara ook actief in verschillende sportverenigingen en hij had ook verschillende baantjes. Zo werkte hij onder andere op het Instituut voor Allergie Onderzoek en op het stadhuis. Verder heeft hij ook nog zijn zakgeld verdiend als bibliothecaris, schoenverkoper, pompbediende en verpleger. Hij ging zelf werken voor zijn geld, omdat hij het weigerde van zijn ouders, daar hij het zelf wou verdienen. Het is ook in die tijd dat hij tegen beter weten in o.a. rugby speelde. Aanvankelijk speelde hij rugby bij een plaatselijke topploeg. Na enkele ernstige astma-aanvallen wilden zijn ouders echter dat hij onmiddellijk stopte met rugby te spelen. Toen besliste hij maar dat hij, buiten medeweten van zijn ouders om, rugby ging spelen bij een caféploeg.

Motorreis

In 1951 maakte Che samen met zijn vriend Alberto Granado, een biochemicus en politiek radicaal, een rondreis op de motor (een Norton 500 CC bijgenaamd 'La Poderosa II' ofwel 'De Machtige') door Latijns-Amerika met als uiteindelijk doel om een paar weken als vrijwilliger te werken in de leprozenkolonie aan de oevers van de Amazone in Peru. De reis, gestart vanuit hun woonplaats Cordoba, duurde meer dan een jaar en voerde hen over een afstand van meer dan 12.000 km van Argentinië naar Chili, Peru, Colombia en uiteindelijk Venezuela.

Gedurende deze tocht schreef Che een dagboek "Diarios de motocicleta" dat later in het Nederlands is uitgegeven onder de titel "Op de motor door Latijns-Amerika" en in 2004 verfilmd is als The Motorcycle Diaries door Walter Salles, met Gael Garcia Bernal in de hoofdrol.

Het idee leeft dat de reis Che bewust maakte van de armoede en de machteloosheid van de lagere bevolkingsgroepen en hem deed beseffen dat een revolutie de enige remedie was voor de sociale ongelijkheden in Latijns-Amerika. Maar feitelijk is hij tijdens deze trip vooral bezig met het vinden van gratis eten en onderdak. Zijn revolutionaire bestemming ontdekt Che pas op zijn tweede grote reis door Latijns-Amerika. Na te zijn afgestudeerd als medicus in 1953 reist hij door Bolivia, Peru en Ecuador, waar hij revolutionairen tegenkomt met wie hij discussieert over het communisme, het marxisme en het leninisme.

Guatemala

Gedurende zijn reis hoort Che dat de president van Guatemala, Jacobo Arbenz Guzman, grond van een grote Amerikaanse bananenmaatschappij onteigend heeft en onder de armen verdeelt. Aangetrokken door dit nieuws vertrekt hij naar Guatemala. Daar maakt hij kennis met een groep Cubaanse bannelingen onder wie zijn bijnaamgever Antonio 'Nico' Lopez. Van zeer dichtbij is Che getuige van een door de CIA georkestreerde succesvolle coup tegen de regering van Jacobo Arbenz Guzman. Dit versterkt Che's politieke visie en overtuigt hem van het idee dat de Verenigde Staten altijd regeringen zou tegenwerken die de grove sociale ongelijkheden in Latijns-Amerika probeerden weg te werken.

Cubaanse revolutie

Na een tijdje in de Argentijnse ambassade in Guatemala te zijn verbleven, vertrekt 'Che' naar Mexico waar hij zich aansluit bij de Cubaanse ballingen. Deze introduceren hem vervolgens bij Raúl Castro, de jongere broer van Fidel Castro, die hij enkele weken later ontmoet. Vrijwel meteen na de ontmoeting met Fidel wordt hij lid van Fidel's guerrillabeweging de Beweging van de 26e juli. Op 25 november 1956 voeren 82 Cubaanse strijders, waaronder Che, Raúl, en Fidel aan boord van het jacht de Granma naar Cuba om daar de revolutie in gang te zetten. De landing van de guerrilla's op Cuba loopt uit op een grote mislukking. Een groot deel van de voorraad moet worden achtergelaten en vervolgens loopt de groep na een aantal dagen door een moeras gedwaald te hebben in een hinderlaag van het leger. Slechts 12 man hergroeperen zich later in de bergen van de "Sierra Maestra".

In de "Sierra Maestra" worden de rebellen langzaam aan sterker, zowel in wapens als in aantal door rekruten uit de boerenbevolking en de intellectuelen van het land. Ook de steun onder de bevolking neemt toe.

Che wordt al snel benoemd tot de hoogste rang "Commandante" in het revolutionaire leger en als zodanig ook een van de vertrouwelingen van Fidel. Hij wordt gerespecteerd door zijn medestrijders wegens getoonde moed en militaire capaciteiten en gevreesd vanwege zijn fanatisme en meedogenloze optreden. Gedurende de revolutie was Che onder meer verantwoordelijk voor de executie van informanten, deserteurs en spionnen in het revolutionaire leger.

Aan het einde van 1958 leidt commandante Che de beroemde tweede colonne in de opmars naar Havana. Terwijl de derde colonne onder leiding van Camilo Cienfuegos door Camagüey en Las Villas optrekt voert de tweede colonne onder leiding van Che de aanval op een militaire troepentransporttrein in Santa Clara uit. Deze aanval leidt tot de verovering van Santa Clara en is een directe aanleiding tot de vlucht van dictator Batista uit Cuba en de machtsovername door Fidel op 1 januari 1959.

Na de revolutie

Na de machtsovername werd Che een prominent lid van de nieuwe socialistische regering. Op 9 februari 1959 werd hem de Cubaanse nationaliteit toegekend. Kort hierna scheidde Che van zijn Peruviaanse vrouw Hilda Gadea, met wie hij samen een dochter had. Later trouwde hij met Aleida March, een lid van Castro's revolutionaire beweging, met wie hij vier kinderen zou krijgen.

In 1959 werd Che aangesteld als commandant van het militaire gevangenisfort "La Cabana". Gedurende zijn tijd hier gaf hij leiding aan de haastige berechting en executie van talrijke leden van het regime van Batista, onder andere de leden van geheime dienst BRAC. Volgens sommige bronnen werden minstens 156 mensen hiervan het slachtoffer, andere bronnen beweren meer dan 500.

Na dienst gedaan te hebben als commandant van het militaire gevangenisfort "La Cabana" gaf hij leiding aan het Nationale Instituut voor Agrarische Hervormingen en bekleedde daarna de functies van President van de Nationale Bank en Minister van Industrie. In deze hoedanigheid stond Che voor de uitdaging om Cuba's kapitalistische agrarische economie om te vormen in een socialistische op de industrie gebaseerde economie. Na in 1960 leiding te hebben gegeven aan de onderhandelingen over een handelsovereenkomst met de Sovjet-Unie, vertegenwoordigde Che Cuba op talrijke economische missies naar Sovjetgelieerde landen in Afrika en Azië.

Che gaf mede richting aan het linkse procommunistische pad van het Castro-regime. Als voorstander van de economische en sociale hervormingen ingevoerd door Castro's regering, werd hij in het Westen vooral bekend vanwege zijn felle aanvallen tegen de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten in Afrika, Azië en Latijns-Amerika.

Gedurende deze periode definieerde hij Cuba's beleid en zijn eigen inzichten in talrijke toespraken, artikelen, brieven, essays en boeken. De belangrijkste daarvan zijn twee boeken over "Guerrilla Warfare" en socialistische ideologie.

Het boek "El socialismo y el hombre en Cuba" is een analyse van Cuba's nieuwe vorm van socialisme en communistische ideologie.

Het boek "Guerrilla Warfare" is lange tijd gezien als het standaardwerk voor asymmetrische oorlogsvoering in ontwikkelingslanden. Che geloofde dat een kleine groep opstandelingen, door gewelddadige acties tegen de overheid, revolutionaire gevoelens bij de boerenburgerbevolking kon opwekken. Hierdoor zou het niet nodig zijn om eerst een brede revolutionaire organisatie op te bouwen, in kleine stappen toewerkend naar een revolutie, alvorens een gewapende opstand te beginnen. Het falen van de op 'Cubaanse stijl' gebaseerde revolutie in Bolivia, over het algemeen toegeschreven aan het gebrek aan draagkracht bij de bevolking, heeft er echter toe geleid dat deze strategie tegenwoordig als ineffectief wordt beschouwd.

Spoorloos

Wanneer Che op 14 maart 1965 na een rondreis van drie maanden door China, Egypte, Algerije, Ghana en Congo in Havana terugkeert, is dat zijn laatste publieke optreden van dat jaar. Na april is Che spoorloos verdwenen. Aangezien Che wordt gezien als de plaatsvervanger van Castro in Cuba leidt deze verdwijning tot talrijke nationale en internationale speculaties.

Gedwongen door de speculaties over de verdwijning van Che verkondigt Fidel op 16 juni van dat jaar dat het volk geïnformeerd zal worden over zijn locatie zodra Che dat wenselijk acht.

Op 3 oktober van dat jaar openbaart Fidel een ongedateerde afscheidsbrief die hij enkele maanden daarvoor van Che zou hebben ontvangen. In deze brief verklaart Che zijn onvoorwaardelijke steun aan de Cubaanse revolutie en kondigt tevens aan Cuba te verlaten om te gaan vechten in dienst van de revolutie. Hij schrijft dat "andere landen een beroep doen op zijn bescheiden kwaliteiten" en dat hij, zich "altijd identificerend met de wereldwijde revolutie", heeft besloten om te vertrekken en te gaan vechten als een guerrilla in verschillende delen van de wereld. In de brief dient Che zijn ontslag in voor alle posities in de regering, partij en leger die hij bekleedt en hij doet afstand van de Cubaanse nationaliteit die hem in 1959 was verleend als beloning voor zijn deelname aan de revolutie.

Tijdens een interview met vier buitenlandse correspondenten op 1 november, merkt Fidel op dat hij weet waar Che zich bevindt maar dat hij deze locatie niet zal onthullen, en voegt er aan toe dat hij in uitstekende gezondheid verkeert, en ontkent hiermee berichten dat Che zou zijn omgekomen.

Congo

April 1965 vertrekt Che op aandringen van Fidel Castro naar Congo om daar leiding te geven aan de heimelijke Cubaanse operaties in Afrika. Cuba steunde de pro-Lumumba Marxistische Simba-beweging in het voormalige Belgisch Congo (Zaïre en tegenwoordig de Democratische Republiek Congo).

Che ondersteunt in Belgisch Congo het [guerrillaleger van Laurent-Desiré Kabila. Door een gebrek aan leiderschap van Kabila, onderlinge politieke verdeeldheid, halsstarrig bijgeloof (in Dawa) van de Congolese rebellen en een gebrek aan motivatie wordt het rebellenleger nooit een macht van enige betekenis. Wantrouwen van Kabila maakt het 'Che' onmogelijk om echt de leiding van de operatie te nemen. Verder verhindert taalbarrière een goed contact met de lagere echelons en de burgerbevolking.

Wanneer legergeneraal Joseph Mobutu, die met steun van het westen de macht overnam in Congo, aankondigt het buitenlandse (witte) huurlingenleger te ontmantelen, brokkelt de steun voor de revolutie in de omringende Afrikaanse landen af. Met name de houding van Tanzania maakt een succesvolle revolutie onmogelijk.

In november van dat jaar trekt Che zich verslagen en teleurgesteld terug met slechts een handvol overlevenden van de Cubaanse troepen.

Che verblijft drie maanden in de Cubaanse ambassade in Dar es Salaam (stad) Tanzania. Fidel verzoekt Che om terug te keren naar Cuba, maar omdat Fidel net de afscheidsbrief van Che geopenbaard heeft, is dit voor Che niet langer een optie. Gedurende zijn verblijf in Dar-Es-Salaam werkt Che aan zijn "Congoleese memoires". In deze memoires "Pasajes de la Guerra Revolucionaria (Congo)" beschrijft Che zijn eigen tekortkomingen als revolutionair leider en concludeert dat werken onder de leiding van een getalenteerde revolutionair niet betekent dat je zelf een getalenteerd revolutionair leider bent.

Bolivia

Na een aantal maanden in de Tsjechische hoofdstad Praag te zijn verbleven, besluit Che om zijn strijd voort te zetten in Bolivia. Che keert in het geheim terug naar Cuba om daar de laatste voorbereidingen te treffen. Met een select gezelschap van mederevolutionairen, onder wie Juan Vitalio Acuña Núñez, Tamara Bunke (Tania) en andere Cubaanse strijders, vertrekt Che in augustus 1966 naar Bolivia. Een stuk door de Boliviaanse communistische partij verworven jungle in de buurt van Nancahazu wordt ingericht als basis en trainingskamp.

Che's strijders, ongeveer 50 in getal, boekten in maart 1967 enige successen in schermutselingen met het Boliviaanse leger in de bergachtige omgeving van Cameri. Zij probeerden hun ervaringen uit het begin van de Cubaanse revolutie over te brengen op de Bolivianen.

Che's verwachting om het zaad van de revolutie te zaaien in Bolivia was gebaseerd op een aantal misvattingen. De verwachte steun van de Boliviaanse boerenbevolking voor de revolutie bleef grotendeels achterwege. Evenzo weigerde de Boliviaanse Communistische Partij de revolutie te ondersteunen. De grootste misvatting was echter de verwachte militaire tegenstand.

Omdat al vrij snel bekend werd dat Che zich in Bolivia bevond en daar de revolutie tot leven probeerde te wekken, besloten de Verenigde Staten om ondersteuning aan het Boliviaanse leger te geven door middel van instructeurs van de Special Forces en CIA inlichtingenpersoneel. Bovendien hielp de CIA Anti-Castro bannelingen met het opzetten van ondervragingslocaties voor die Bolivianen die er van verdacht werden Che en zijn rebellen te ondersteunen. Sommige van deze Bolivianen werden door middel van marteling gedwongen tot het geven van informatie.

In het midden van 1967 worden de guerrilla's verder en verder teruggedrongen. Tegen het eind van augustus wordt de rebellen een vernietigende slag toegebracht: de leiders van de tweede guerrillagroep, Juan Vitalio Acuña Núñez en Tamara Bunke (Tania), lopen in een hinderlaag van het Boliviaanse leger bij Vado de Puerto Mauricio en komen daarbij om het leven. Che blijft over met een groep van 14 medestrijders.

Het mausoleum van Che Guevara in Santa Clara

Na door een deserteur te zijn verraden wordt Che op 6 oktober in de buurt van La Higuera tijdens een patrouille overvallen door het Boliviaanse leger. Na een korte strijd wordt Che verwond aan zijn been en overmeesterd. De Boliviaanse president Barientos geeft, na op de hoogte te zijn gebracht van Che's arrestatie, het bevel om Che onmiddellijk te executeren. Op 7 oktober 1967 wordt Che naar een oud schoolgebouw gebracht en geëxecuteerd door een sergeant van het Boliviaanse leger. Zijn laatste woorden waren: "Schiet lafaard, het enige wat je doodt is een man/mens". De CIA medewerker en anti-Castro Cubaan Felix Rodriguez, die eerder 'Che' had ondervraagd, neemt een van Che's rolexen en zijn tabakszak mee. Ter identificatie en als bewijs van zijn dood worden Che's handen van het lichaam verwijderd en worden wassen doodsmaskers van zijn gezicht gemaakt. Om een officiële begrafenis te voorkomen wordt het lijk van Che in een geheim graf gedeponeerd.

In 1997 worden de resten van Che's lichaam na lang zoeken opgegraven en naar Cuba getransporteerd waar Che op 13 juli 1997 met een staatsbegrafenis wordt bijgezet in het mausoleum in Santa Clara.

Persoonlijkheidscultus

Jim Fitzpatricks versie van Che Jim Fitzpatricks versie van Che Jim Fitzpatricks versie van Che

Rond de persoon van Che Guevara is een persoonlijkheidscultus ontstaan die zijn grondslagen heeft op drie factoren, die logisch uit elkaar voortvloeiden. Ten eerste de foto van Alberto Korda, misschien wel de bekendste portretfoto ooit, waarop hij afgebeeld is. De hiernaast afgebeelde kleurendruk is van de Ierse graficus Jim Fitzpatrick. Deze foto, genomen op een begrafenis in Cuba in 1960 is pas in 1967, het jaar van Che's executie, uitgebracht. De verspreiding van deze foto door de jaren heen heeft voor een enorme bekendheid gezorgd.

De tweede reden voor de persoonlijkheidscultus is zijn voortijdige dood, als gevolg van een executie. Hierdoor werd Che een icoon van de communistische revolutie en een symbool voor de strijder tegen onrecht, waarbij velen zijn daden als militair en voltrekker van executies afdeden als noodzakelijk. Zowel de communisten als de armen van Zuid-Amerika zagen in hem nu een soort Messias.

Tot slot speelde de hippiebeweging een belangrijke rol. De groeiende weerstand tegen de Vietnamoorlog en de roep om sociale veranderingen maakten de mensen gevoelig voor charisma en bovendien op zoek naar propagandamateriaal, of op z'n minst een icoon. Een vijand van de VS, geliquideerd door een door de CIA georganiseerde legereenheid was met het toenemende antiamerikanisme een geliefd symbool van de mensen.

Tegenwoordig is de politieke lading van Che Guevara voor een groot deel ondergeschikt geworden aan zijn sociale betekenis als modefiguur. Daardoor wordt hij op allerhande voorwerpen afgebeeld, terwijl sommige mensen uit de jongere generaties niet meer weten waar hij voor staat. Vlaggen, mokken, ansichtkaarten, T-shirts en baseballpetjes dragen allemaal zijn beeltenis.

Als gevolg van de persoonlijkheidscultus rond Che Guevara zijn er ook allerlei mythen rond zijn persoon ontstaan. Zo zou hij verraden zijn door Fidel Castro, omdat die voor hem vreesde, of in ruil voor minder politieke druk van de VS. Ook zou hij nog in leven zijn. Dit soort verhalen berust echter zelden op bewijzen.

Boeken

* Ernesto Che Guevara De Afrikaanse droom, ISBN 90-5515-298-6 * Ernesto Che Guevara, Op de motor door Latijns-Amerika, ISBN 9-0551-5523-3 * Jon Lee Anderson, Che Guevara, A Revolutionary Life, ISBN 0-8021-3558-7 * Jean Cormier, Che Guevara, ISBN 90-445-0681-1 * Carlos Tablada, Het economisch denken van Che Guevara, Ned. vert. Uitg. EPO, 1995, (oorspr. Cubaanse uitgave: 1987), ISBN 90-6445-816-2

Films

* Che!, 1969, regie Richard Fleischer, titelrol Omar Sharif * Fidel, 2002 met Patricia Velasquez * The Motorcycle Diaries, 2004, Walter Salles (regisseur) * Las Manos de Che Guevara (De Handen van Che Guevara), 2006, Peter de Kock (regisseur) * "El Comandante" Ernesto Guevara --> Het leven van een legende... 2001 (Documentaire)

Bron/Copyright:

Nickerie.Net/ Trouw / Wiki

,20-02-2007

 

WWW.NICKERIE.NET

E-mail: info@nickerie.net

Copyright © 2007. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics