Nickerie.Net, maandag 24 maart 2008


Wetenschap: De eerste bewoners van Amerika's

De eerste Amerikanen zijn vermoedelijk 22.000 jaar geleden vanuit Siberië de Beringstraat overgestoken. En pas zo’n 16.000 jaar terug, toen er een ijsvrije doorgang in Canada was ontstaan, begonnen ze aan hun opmars door Noord en Zuid Amerika. In een overzichtsartikel in het wetenschappelijke tijdschrift Science maken de Amerikaanse antropoloog Ted Goebel en collega’s deze week een nauwgezette reconstructie van de eerste kolonisatie van de Nieuwe Wereld.

De Beringstraat nu. Tijdens de laatste ijstijd lag er zoveel water opgeslagen in dikke gletsjerpakketten, dat de zeespiegel aanzienlijk was gedaald. Beringia, zoals de landmassa toen heette, was zo'n 40.000 jaar geleden echter afgesloten door een dik pakket landijs. Zo'n 32.000 jaar geleden ontstond er een corridor waardoorheen mensen konden migreren. 24.000 jaar geleden sloot de corridor zich weer. Aan de Pacifische zijde ontstond 15.000 jaar geleden weer een weg waarlangs de Amerikaanse kolonisatie plaats kon vinden. Later ontstond ook verder naar het binnenland zo'n doorgang. 

Clovisresten, Gault Clovis in Texas, vermoedlijk 13.000 jaar oud. 

Sluit dit venster
Opgraving van de Schaefer mammoet in Wisconsin, vermoedelijk een slachtplaats van 14.500 jaar oud. Foto: D. Joyce

Opgravingen in Monte Verde, Chili.

Drie mannen van de "Selk’nam", het Aboriginalachtige volk dat tot pakweg 1930 in de binnenlanden van Vuurland, Zuid-Amerika leefde

Drie vrouwen van de Ona stam met in het midden Ángela Loij (overleden op 28 Mei, 1974). Zij was de laatste volbloed Ona vrouw, die geleefd heeft op Tierra del Fuego (Vuurland, Zuid-Chili).

Dertigduizend jaar geleden was er in de beide Amerika’s geen spoor te bekennen van de mens. De woeste prairies en boomsavane’s werden bevolkt door grote dieren, de zogeheten Megafauna, waarvan de meesten nu zijn uitgestorven. Sabeltandkatten, grondluiaarden, holenleeuwen, reuzenpekari’s (zwijnachtigen), Amerikaanse kamelen, mammoeten en mastodonten. Maar geen mensen.

Overal ter wereld was Homo sapiens, de moderne mens, al opgedoken. Alleen de Nieuwe Wereld, Noord en Zuid Amerika, bleef verdacht lang leeg. Geen wonder natuurlijk. Waar de continenten Europa, Azië en Afrika praktisch aan elkaar vastgekleefd zitten, en migraties dus relatief eenvoudig zijn, liggen de beide Amerika’s praktisch geisoleerd in een enorme bak met water.

In een overzichtsartikel in het wetenschappelijke tijdschrift Science reconstrueren de Amerikaanse antropoloog Ted Goebel en twee collega’s hoe en wanneer de eerste Amerikanen het continent moeten hebben bereikt. Dat doen ze aan de hand van genetische stambomen en archeologische vondsten.

Uit analyses van het DNA van de hedendaagse Amerikaanse Indianen – de nazaten van de paleo-Indianen die als eerste het continent moeten hebben bevolkt - volgt alvast dat de vroegste Amerikanen uit Azië kwamen. Daarmee staat ook de migratieroute vast. De eerste Amerikanen moeten via een landbrug tussen het oostelijke puntje van Siberië en het meest westelijke puntje van Alaska het nieuwe continent zijn binnengetrokken. Voor een recent geopperde alternatieve hypothese, volgens welke de Amerikaanse ‘roots’ op het Iberisch schiereiland (Spanje en Portugal) zouden liggen, zien Ted Goebel en collega’s onvoldoende genetisch bewijs.

Ook linguistisch bewijs ondersteunt zo'n Aziatische afkomst van de eerste Amerikanen. De Siberische Ket-taal, nu nog gesproken door maar 200 mensen, echoot door in de zogeheten Na-Dene talen die door zo’n drie dozijn Noord-Amerikaanse indianenstammen worden gebezigd.

Maar wie waren de eerste avonturiers, en wanneer hebben ze de oversteek precies gewaagd? Tot voor een jaar of tien geleden leek die vraag eenvoudig te beantwoorden. Over het hele continent verspreid waren vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw de karakteristieke lange pijlpunten van de zogeheten Clovis-cultuur opgedoken. De pijlpunten zijn allemaal tussen de 12.800 en 13.100 jaar oud, en lange tijd waren het de oudste archeologische vondsten die op menselijke aanwezigheid duidde. De Clovismens werd dan ook al snel als de ‘eerste Amerikaan’ beschouwd. Via een toen ijsvrije corridor in het westen van Canada zouden deze mensen zo’n 13.500 jaar geleden het continent zijn binnengetrokken, om het daarna in enkele eeuwen te koloniseren. En de mammoeten en mastodonten af te slachten, met hun efficiënte pijlen.

Maar er komt steeds meer bewijs dat de Clovismens níet de eerste Amerikaan was. Schaars bewijs weliswaar, en geen menselijke fossielen zoals antropologen het liefst willen. In de staat Wisconsin zijn ‘mammoetslachtplaatsen’ aangetroffen van meer dan 14.000 jaar oud. De mammoetbotten vertonen duidelijk snijsporen, dus hier moeten mensen aan het werk zijn geweest. Dan zijn er drie hoopjes menselijke uitwerpselen gevonden in Paisley Cave, van 14.100 jaar oud, en nog enkele vuurstenen voorwerpen die opgegraven zijn in een rivierbedding in Page Ladson (14.400 jaar oud)

De oudste bekende archeologische vindplaats is Monte Verde in Chili. Daar moet 14.700 jaar geleden een groepje van dertig mensen zijn neergestreken, en geruime tijd hebben overleefd. De datering van Monte Verde is lange tijd omstreden geweest, juist omdat het de Clovis-theorie op losse schroeven zette. Maar sinds een jaar of tien staat buiten kijf dat er in Monte Verde een menselijke nederzetting was, lang voor de Clovismensen op het toneel verschenen.

Vondsten ouder dan 15.000 jaar zijn er ook, maar die zijn allemaal min of meer omstreden. Dan gaat het om mammoetbotten die bewerkt lijken, zonder dat er in de verre omtrek gereedschappen te vinden zijn (La Sena, 22.000 jaar oud), of vuurstenen gereedschap waar anderen vooral door natuurlijke erosie vergane stukken steen in zien.

Aan de andere kant van de Beringstraat, in Siberië, zijn overblijfselen van menselijke nederzettingen gevonden die een stuk ouder zijn. De oudste menselijke fossielen zijn gevonden in Mal’ta, en zijn 24.000 jaar oud. De oudste archeologische vondsten zijn zelfs 40.000 tot 45.000 jaar oud. De Siberische avonturiers moeten hebben staan trappelen om het nieuwe land te veroveren.

Maar de tijd zat hen niet mee. Gedurende de laatste ijstijd was Beringia, de landmassa tussen Alaska en Siberië, weliswaar boven water komen te liggen, maar het grootste deel van de tijd was de streek bedekt met een dik en ondoordringbaar gletsjerpakket. Zo’n 32.000 jaar geleden, toen het iets warmer werd, ontstond er een doorgang in het gletsjerpakket, die zich 6000 jaar later weer sloot. Wellicht hebben de eerste avonturiers toen een voorzichtige oversteek gewaagd, maar in Noord Amerika is er niets wat daarop wijst.

Aannemelijker is dat intocht van Siberische avonturiers 15.000 jaar geleden heeft plaats gevonden. Toen was er aan de Pacifische zijde van Canada een doorgang in het ijs ontstaan.

Wat Goebel en collega’s in hun overzichtsartikel ongenoemd laten, zijn de mysterieuze vondsten in Zuid Amerika die duiden op een eventuele polynesische afkomst van de vroege bewoners van dit werelddeel. Op Vuurland, in het uiterste zuiden van Chili en Argentinië, leefden tot een jaar of zeventig geleden mensen die sprekend op Australische Aboriginals leken. Het zou heel goed mogelijk zijn dat hun voorouders al peddelend de Pacifische Oceaan zijn overgestoken. En dan is er nog ‘Luiza’. In 1999 werd in Brazilië de schedel van een 11.500 jaar oude vrouw opgegraven, met duidelijk negroïde trekken. Het is de oudste menselijke schedel die in de Amerika’s is gevonden, dus zo’n omissie is op zijn minst opmerkelijk.

Jacqueline de Vree

Ted Goebel et al, ‘The Late Pleistocene Dispersal of Modern Humans in the Americas’, in: Science, 14 maart 2008

Bron/Copyright:

Nickerie.Net / Noorderlicht

14/03/2008

WWW.NICKERIE.NET

E-mail: info@nickerie.net

Copyright © 2008. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics