Nickerie.Net, dinsdag 26 januari 2010


Veel kritiek op WRR-rapport over Nederlandse schenkingen aan Suriname

"Vier miljard euro Nederlandse schenking houdt Suriname stabiel"

door Eric Mahabier en Wilfred Leeuwin, 26/01/2010

DEN HAAG - Suriname is niet slechter, maar ook niet rijker geworden van de 4 miljard euro die het land vanaf 1975 van Nederland geschonken heeft gekregen. Het huidige bruto binnenlands product van Suriname is per inwoner ongeveer gelijk aan dat in 1975. Tot deze conclusie komt de Nederlandse Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in haar gisteren gepubliceerd rapport getiteld ‘Minder pretentie, meer ambitie: ontwikkelingshulp die verschil maakt’. In dit rapport schetst de WRR zijn visie op de plaats en toekomst van de Nederlandse ontwikkelingshulp aan partnerlanden. Volgens de Raad is de schenking van de 4 miljard euro gelijk aan 4,3 miljard Nederlandse gulden.

“Dat is pertinent niet waar”, reageert oud-minister van Financiën, Winston Caldeira desgevraagd op dit schenkingsbedrag. Omgezet tegen een wisselkoers van 2,2 toen de euro de plaats van de Nederlandse gulden innam zou de 4 miljard euro een waarde moeten hebben van 8,8 miljard Nederlandse gulden. Dit bedrag ligt volgens Caldeira ver beneden de 3,5 miljard Nederlandse gulden die bij de onafhankelijkheid was afgesproken tussen Nederland en Suriname. Ook Winston Jessurun, voorzitter van de departementale commissie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking, en NDP assembleelid Rabindre Parmessar twijfelen sterk aan de cijfers en de vergelijkende conclusie van de WRR over het bruto binnenlands product van Suriname.

Het rapport schrijft verder: “Het heeft Suriname wel veranderd, want die financiële bijdrage maakte een stelsel mogelijk waarin een brede schakering van politieke partijen vreedzaam ging co-existeren, omdat er voldoende middelen waren voor iedereen. Of daar ook de condities voor groei mee gecreëerd zijn, valt echter sterk te betwijfelen.”

Caldeira, Jessurun en Parmessar hebben het rapport nog niet onder ogen gehad. Jessurun: “Ik ken het rapport niet, maar weet wel dat er inderdaad een fors bedrag na 1975 in de Surinaamse economie is terechtgekomen”. Maar hij wijst erop dat de Surinaamse economie in de jaren tachtig “behoorlijke klappen” heeft gehad. Ook verwijst hij naar de stopzetting van het West-Surinameproject door de militairen. In dat mamoetproject is ongeveer 600 miljoen Nederlandse gulden geïnvesteerd. Jessurun gelooft dat voortzetting hiervan een enorme opleving van de mijnbouwsector met zich zou meebrengen. De totale economie van het land zou sowieso flink profijt van hebben. Indien de cijfers op waarheid berusten, zou volgens Jessurun makkelijk ook de vraag gesteld kunnen worden hoe de Surinaamse economie eruit zou zien indien het geld er niet was gekomen.

Parmessar: “Wij weten dat het bedrag veel minder is dan wat ze daar noemen”. Volgens hem is Nederland zelf debet aan de huidige situatie, daar het land in de afgelopen decennia de gelden heeft ingezet als politieke chantage en politieke drukmiddel om een bepaald bewind van de Surinaamse regering af te dwingen. Achteraf bekeken vindt hij dat het niet goed is geweest dat in 1975 bepaald werd om de ontwikkelingsgelden onder het beheer van Nederland toe te vertrouwen. Het geld had liever in een ander land en het liefst bij een andere beheerder ondergebracht moeten worden. Indien de conclusie van de Hollanders juist is, kan volgens Parmessar hieruit worden afgeleid dat de gelden merendeels zijn gebruikt voor consumptie en niet voor de productie. Hij blijft erbij dat het geld tijdens de jaren tachtig wel effectief voor de productie is aangewend. Volgens Jessurun heeft juist het bewind van die periode de economie van het land in grote problemen gebracht.

Caldeira die tevens directeur van het Planbureau is geweest geeft aan dat van augustus 1980 tot en met september 1982 (toen de ontwikkelingshulp door Nederland werd opgeschort ), ongeveer NF 405 miljoen vanuit Nederland is overgemaakt. Voor de voortzetting van het West-Surinameplan was NF 95 miljoen uitgetrokken, maar door de stopzetting van de ontwikkelingshulp is het project niet meer door gegaan. “Een deel van de kritieken waar de heer Jessurun het over heeft is terecht, maar er zijn ook heel wat goede dingen toen gedaan. Een van ze is Staatsolie”, aldus Caldeira. De Nederlandse regering zegt nog een antwoord op het 354 pagina’s tellend rapport te zullen formuleren.

Minister Ricardo van Ravenswaay van Planning en Ontwikkelingssamenwerking zegt in een eerste reactie wel van het rapport te hebben gehoord, maar het nog niet onder ogen te hebben gehad. Volgens hem is het niet direct gericht op Suriname. De donor wilde alleen aangeven hoe de besteding van donorgelden efficiënter toegekend en gebruikt moet worden. “Er zijn veel rapporten verschenen over ontwikkelingshulp en met veel van die rapporten ben ik het niet eens.” Ontwikkelingshulp heeft volgens de bewindsman vanuit de visie van de donor altijd een eenzijdige karakter.

“Over het algemeen zijn donorgelden altijd nuttig gebleken en hebben hun verdiensten gehad. Maar vaststaat dat daarmee de ontwikkeling van een land niet is gegarandeerd. Niet alle ontwikkelingsprojecten zijn geslaagd, sommigen zijn mislukt, maar daarvan moet je leren. Naast het eenzijdig karakter moet ervoor gewaakt worden dat het land niet te afhankelijk wordt van slechts een donor”. Van Raavenswaay zegt dat “wat Suriname betreft het spectrum nu is verbreed en heeft het land de basis gelegd om naar de internationale kapitaalmarkt te gaan. Daar zijn er veel meer donoren, dan Nederland alleen. Hiervoor is gewerkt aan het verbeteren van de internationale rating”, aldus van Ravenswaay.-.

Bron/Copyright:

Nickerie.Net / de Ware Tijd

26-01-2010

WWW.NICKERIE.NET

E-mail: info@nickerie.net

Copyright © 2010. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics