Nickerie.Net, zondag 11 december 2016


Het vergeten verhaal van de Tucajana’s

De moord op Piko Sabajo en zijn drie volgelingen in 1990 is er volgens zeggen één van onvoorstelbare gruwelijkheid. De gebeurtenissen behoren tot de minder bekende dieptepunten uit de Binnenlandse Oorlog. Wonnie Sabajo, de zus van Piko, hielp het horrorverhaal maandag op de herdenking van de 8-Decembermoorden uit de vergetelheid. De achtergronden van de moorden zijn schimmig, de verklaringen van betrokkenen dikwijls tegenstrijdig. Er zijn maar weinig mensen die er, 23 jaar na dato, over willen praten. Piko en zijn kameraden waren lid van de Tucajana Amazones, de guerrillagroep die aan het einde van de Binnenlandse Oorlog een gewapende strijd voerde voor erkenning van de rechten van inheemsen. Nadat Piko en zijn groep zich afsplitsten van de organisatie, werden acht van hen geëxecuteerd in de buurt van Matta. Vier van hen, onder wie Piko, werden na een vluchtpoging in Guyana opgepakt en uitgeleverd. Enkele weken later zouden zij dichtbij Apoera door de manschappen van Desi Bouterse met kettingzagen zijn vermoord.

https://nikkimulder.files.wordpress.com/2013/12/tucajanagebied.jpg

De Tucajanaperiode begon in augustus 1989, toen een groep inheemsen uitrukte naar Boskamp, aan de Coppenamerivier. Daar kaapten ze de veerboot, inclusief alle auto’s en trucks die daarop geparkeerd stonden. “We hadden vervoer nodig”, verklaart Toekoenajare*, één van de ex-guerrillastrijders. De mannen verloren geen tijd. Met gewapende controleposten sneden ze de zuidelijke Oost-Westverbinding af. Grote delen van zuidwest-Suriname, van Matta tot aan Washabo, stonden onder hun controle. Het hoofdkwartier werd opgezet in Bigi Poika, inclusief grote schotelantenne.

De acties waren een reactie op het gevoel van eeuwenlange uitsluiting en achterstand en, op kortere termijn, op het Akkoord van Kourou. Dat werd in juli 1989 gesloten tussen de regering en het Jungle Commando. Het verdrag zou de vrede moeten inleiden, maar de inheemsen voelden zich gepasseerd en bedreigd. Zij vonden dat het Jungle Commando niet gestraft werd voor wandaden, maar juist beloond met amnestie. Bovendien kreeg de groep van Ronnie Brunswijk volgens hen “allerlei privileges en posities” doordat ze na de vrede zouden fungeren als een veiligheidsdienst voor het binnenland. Dat is echter niet het hele verhaal, betoogt Pater Toon. Volgens hem kwam de afwijzing van het akkoord van de toenmalige bevelhebber, Desi Bouterse. De oprichting van de Tucajana’s was in de ogen van de pater een doelbewuste torpedering van het vredesverdrag vanuit de legerleiding. “Het verdrag zou leiden tot normalisering van de situatie en dan zou de legerleiding macht verliezen. Hij heeft de indianen bewapend en instructies gegeven om te vechten tegen de regering.” De leiders van de Tucajana’s – commandant Thomas Sabajo en commandant Henk ‘Matto’ Matoewi – hebben altijd ontkend opdrachten van de bevelhebber uit te voeren. Naar eigen zeggen vormden ze een guerrillagroep die vocht voor de belangen van de inheemsen. In de praktijk waren de lijntjes met het Nationaal Leger echter wel erg kort.

https://nikkimulder.files.wordpress.com/2013/12/tucayana-final-tekening.jpg

Tucayana,  Nationaal Schaduwleger geleid en gefaciliteerd door Bouterse

Indianen tegen Marrons

Veel van de Tucajana’s waren ex-militairen. Commandant Thomas had bijvoorbeeld gediend in de Delta Force, de speciale eenheid van het Nationaal Leger. Deze legereenheid bestond overwegend uit indianen en werd ingezet tegen het Jungle Commando, vermoedelijk ook in Moiwana in 1986. Ook Piko was een militair. Hij had zich bij de Tucajana’s aangesloten nadat hem werd verteld over mishandelingen en verkrachtingen in Alfonsdorp door leden van het Jungle Commando.

De Tucajana’s werden van wapens en munitie – handgranaten, semiautomatische geweren, pistolen – voorzien door het leger. “In elk dorp waren er militairen”, zegt Toekoenajare. Onder hen “heel veel toppers”. Hij noemt namen: Melvin Linscheer, Iwan Dijksteel en Desi Bouterse. “Degenen die niet bij het leger hoorden, noemden we guerrilla. Maar we waren één.” Ook Frank Jong, toen commandant en nu basya van Washabo, herinnert zich de aanwezigheid van deze hooggeplaatste militairen. “Linscheer en anderen kwamen in Apoera. Ze waarschuwden ons dat we niet zomaar dingen moesten doen. We mochten de mensen niet lastig vallen.”

Hoewel Toekoenajare nooit een direct bevel kreeg van de legerleiding, zegt hij: “Feitelijk hadden we de opdracht om het Jungle Commando op te ruimen. Dat kwam van het Nationaal Leger, want zij konden niet tegen hen op.” De eerste gewapende actie van de inheemsen was een aanval op Moengo. Met negentig man hadden ze het stadje in vier uur tijd overgenomen. Ze zouden het in handen houden, ware het niet dat de militaire versterking te laat kwam.

Cocaïne

De nauwe banden met het leger voedden ook de eerste verdenkingen van drugshandel. De airstrips in het Tucajanagebied werden naar verluid gebruikt door vliegtuigjes die cocaïne aanvoerden vanuit Brazilië en Colombia. Verschillende ooggetuigen hebben daar in de loop der jaren melding van gemaakt.

Toekoenajare zegt dat hij niet het idee heeft dat het leger de Tucajana Amazones gebruikte voor de handel. Voor de handel in cocaïne hadden ze de inheemsen niet nodig, stelt hij. “Ook voor het ontstaan van de Tucajana’s landden er vliegtuigen in het Tibitigebied.” Er was volgens hem daarom geen directe link tussen het ontstaan van de ‘guerrillabeweging’ en de cocaïnehandel. Basya Jong ontkent op zijn beurt dat de inheemse strijders ook maar iets te maken hadden met drugs. Pater Toon kan de cocaïnehandel in het Tucajanagebied wel bevestigen, maar wil daar liever niet in detail over praten.

https://nikkimulder.files.wordpress.com/2013/12/piko-sabajo.jpgPiko Sabajo

Tegen deze achtergronden ontstond in januari 1990 schijnbaar van de ene op de andere dag het conflict tussen de Tucajanaleiding en de groep van Piko Sabajo. Toekoenajare belandde letterlijk tussenbeide. Toen hij op een dag bij een controlepost de wacht hield, kreeg hij de opdracht om alert te zijn als Piko langs zou komen. “Thomas kreeg het bevel van Linscheer dat we Piko niet meer moesten vertrouwen.”

Piko was op de vlucht en trok van Bernarddorp naar Apoera. Onderweg probeerde hij alle inheemse dorpen achter zich te krijgen. Zo kwam hij ook langs Toekoenajare. Hij stelde hij voor de keus: “Voor wie wil je werken? Voor het Nationaal Leger of voor de Tucajana’s?” Hij koos eieren voor zijn geld en koos de kant van de ‘rebellen’. Hij bleef achter met een aantal van Piko’s mannen, terwijl Piko in een busje doorreed naar het westen.

De volgende dag reed Toekoenajare – volgens hem om voeding te brengen naar commandant Thomas – naar het oosten, richting Matta. Ze zaten met acht man in een auto, zwaar bewapend, en achter hen een pick-up met de mannen van Piko. Bij de bocht voor het dorp wachtte een legerpeloton hen op, dat gelijk het vuur opende. Toekoenajare liep een ernstige schotwond op, maar kon het bos in vluchten met vier andere gewonden. Daar bracht hij de nacht door. De volgende ochtend bereikte hij een dorp en werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht.

Eenmaal in de stad vernam hij dat de jongens van Piko gegijzeld en gedood waren. “Maar ik weet niet door wie. Ik weet echt niet hoe ze zijn omgekomen.” Hoewel hij er niet graag aan terugdenkt, roept het plotselinge conflict nog steeds vragen op. “Het was echt droevig. We waren geen vijanden van elkaar. Plots kregen we die opdracht.” Achteraf vermoedt Toekoenajare toch dat er misschien drugs in het spel was. “Waarom doe je anders zoiets? Drugs is onderwereld.”

Piko Sabajo Piko’s verraad

Piko slaagde er met een aantal mensen in om Guyana te bereiken. Onderweg kwam hij langs Apoera, waar basya Jong hem nog heeft gezien. Volgens de ex-commandant heeft Piko de groep verraden. “Hij kwam hier om de mensen te zeggen dat ze niet meer met Bouterse en de regering moesten samenwerken. Hij wilde zijn eigen ding, hij wilde de Tucajana’s overnemen.” Niemand had die afscheiding verwacht, zegt hij. “Thomas en Piko waren goed op elkaar.”

Jong zegt dat Piko met een koffer vol Amerikaanse dollars en Nederlandse guldens de oversteek naar Guyana heeft gemaakt. “Later hoorde ik dat hij betaald was door een paar Hindostanen om verwarring te zaaien onder de Tucajana’s.” Dat geld had niets met drugs te maken, stelt hij. “Dan zou er wel gevochten worden.”

Na hun arrestatie door de Guyanese politie, werden Piko en drie anderen overgebracht naar Fort Zeelandia. Daar bleven ze enkele weken. Hun familieleden stonden in die tijd onder de mamabon om hun vrijlating te eisen.

De protestactie van deze ‘Dwaze Moeders’ mocht echter niet baten. Op een ochtend werden de vier gevangenen per vliegtuig naar Washabo/Apoera gebracht. Daar werden ze opgewacht door Linscheer, Thomas en andere Tucajana’s. Hun handen en voeten gebonden, werden ze achterop een pick-up geladen. “Ze zijn met kettingzagen levend in mootjes gezaagd”, vertelt Pater Toon. De lijken werden in grote zakken in een zijtak van de Nickerierivier gedumpt. Het verslag van de gebeurtenissen baseert hij op getuigenissen van de lokale inwoners.

Pater Toon ziet achteraf dat er wel aanwijzingen waren voor onderlinge strijd. “In het begin stonden alle inheemsen achter de Tucajana’s, maar het werd steeds duidelijker dat ze opkwamen voor de belangen van het Nationaal Leger.” Ook zagen de dorpsbewoners en strijders volgens hem aan hoe de leiding rijk werd en feesten gaf, terwijl er van de in het vooruitzicht gestelde ontwikkeling niets terechtkwam. Maar de afsplitsing van Piko had nog een andere aanleiding, vermoedt de pater. “De verdeling van drugsgelden heeft volgens mij een grote rol gespeeld.”

Basya Jong beweert dat hij van de moorden niets afweet, hoewel hij volgens getuigenissen op de airstrip aanwezig was en de gevangenen op zijn pick-up vervoerd werden. Jong betreurt wat er is gebeurd, maar de episode is in zijn ogen afgesloten. “We hebben amnestie gehad en iedereen heeft zijn wapens ingeleverd, dus we zijn klaar.” Dat er mensen zijn gestorven voor een strijd die achteraf weinig nut heeft gehad, doet hem wel pijn. “Het is nonsens wat we gedaan hebben. We zouden de wapens niet neerleggen voordat we grondenrechten zouden hebben. Maar tot nu toe zitten we met dezelfde problemen.”

*De naam van Toekoenajare is gefingeerd uit privacyoverwegingen.

Gepubliceerd in de Ware Tijd, 14/12/2013

Beeld: Edward Wong Loi Sing en collectie Dorethy Sabajo

Bron/Copyright:
Nickerie.Net / dWT 14-12-2013

WWW.NICKERIE.NET

Email: info@nickerie.net

Copyright © 2016. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics