Nickerie - verleden, heden en de toekomst

door

Kenneth R. Donk

Groot-Henarpolder in historisch perspectief (deel 2, slot)


In het artikel “ Groot-Henarpolder in historisch perspectief dl. 1, heeft u mogen lezen hoe in Nickerie, een van de beste en mooiste polders, zo’n zestig jaren terug werd aangelegd. Twee Nickerianen die nauw bij het tot stand komen van de polder waren betrokken vertelden hun verhaal. In dit vervolg artikel, geeft Ali een haarscherpe vergelijking tussen toen en nu. Daarnaast belicht groothandelaar C. Raghoebier zijn vader, Motigier Raghoebier, wiens landbouwperceel toen, als modelperceel werd aangeprezen. De landbouw in Nickerie maakt zeer slechte tijden door. Als het toen kon, waarom nu niet? Het antwoord op de vraag wordt u onomwonden gepresenteerd.

Zelfvoorzienend, leenbank en potentie

Kleine landbouwers van Nickerie hebben kunnen meemaken, met wat voor voortvarendheid beleidsmakers en de bestuursdienst werkten, om de landbouwers een beter bestaan te bieden. Er was aan niets gebrek. Arbeidszin, inspiratie, inzet en ontwikkelingsvisie, maakten, dat grond, water en lucht, de arbeidende mens, moesten dienen. Onbenutte landbouwgronden, werden aan de mens dienstbaar gemaakt. Er kwam daadwerkelijk ontwikkeling, de landbouwproductie in het district nam enorm toe. Nu in 2006, zien wij dat niet alleen de ontwikkeling, maar ook de groei in de landbouw al jaren is gestagneerd, achteruitgang en verval hebben hun intrede gedaan.

Ali Sewrutton

Gepensioneerde districtssecretaris

Ali Sewrutton, de gepensioneerde districts- secretaris, geeft zijn visie:” De mensen waren zeer enthousiast en kwamen elke dag bij honderden om te informeren, wanneer het zover zou zijn om te kunnen beginnen. Ook al wist men dat men in aanmerking was gekomen voor een perceel, de polder werd dagelijks bezocht. De Groot-Henarpolder was een modelpolder. Een deel van de polder was klaar gemaakt voor de rijstteelt en een ander deel voor de teelt van drooggewassen. Voor je als landbouwer in aanmerking kwam voor een perceel, werd je gevraagd waar je wilde wonen. Er waren erven in het wooncentrum, maar er waren ook landbouwpercelen gereed gemaakt, waar je verplicht werd gesteld om op te wonen. De gronden werden uitgegeven en na enkele jaren was de productie daar. De landbouwers waren selfsupporting, hadden hun kippen, doksen, schapen, geiten en koeien, naast hun groenten, vruchten en andere producten. Om de productie en groei te continueren, was een fonds beschikbaar. De mensen mochten geld lenen bij de voorloper van de VCB, een leenbank, een sociale bank gevestigd in het commissariaat. Goedkeuring voor de lening werd gegeven door de overheid. Er waren kredietagenten voor de polder aangesteld, met wie de boeren in contact stonden. Renteloze leningen voor de aankoop van schoeisel, kleding, productiemiddelen e.d., werden verstrekt. Enkele kredietagenten van die tijd waren : Lie A Chang, Tjon Sieuw, Zalmijn, Van Dahl ( de gepensioneerde commissaris). Men deed meer dan alleen landbouwpercelen klaarmaken. In het wooncentrum kwamen woningen voor ambtenaren, overheidskantoren, een school, een politiepost, een polikliniek.

Zie je de dingen nu gebeuren? Worden tegenwoordig wooncentra aangelegd en nieuwe gebieden ingepolderd? Wat heeft dekolonisatie ons gebracht? De overheid van toen was erg zorgvuldig. De overheid van toen liet de verzorging van de bevolking niet aan het toeval over. De bevolking had veel minder te klagen als nu. Jaarlijks maakte de bestuursdienst staten op voor de gouverneur, van waaruit de kracht van het district kon worden waargenomen. Men kon op elk moment weten, hoeveel mensen waar woonden, wat hun geslacht leeftijd en ras was. Hoeveel doksen, eenden, koeien, varkens, paarden en ezels men had. Alles werd in de decimaal nauwkeurig vastgelegd. Zo wist de overheid, de bestuursdienst, de commissaris wat er was, wat het district te bieden had. Dus zou de gouverneur gevraagd hebben,:” commissaris, hoeveel paarden zou je aan Paramaribo kunnen leveren”, dan had hij het antwoord de volgende dag al. Dus men wist precies de stand van zaken tot de bezigheden van de bevolking van de districten en de plantages. De bevolkingsstaat, alles wist men. In 1958 heb ik de laatste bevolkingsstaat van de oostelijke polders opgemaakt voor de dienst. De eindstaat werd gestuurd naar de gouverneur. Zulke staten werden daarna niet meer opgemaakt. Toen kwam steeds meer de eigen politiek in Suriname aan bod en kennelijk ging het de regeringen niet meer aan, wat het district op een bepaald moment aan potentie had. Zie daar hoe groot de aandacht was van de koloniale regeringen. Nu mogen wij spreken van een grote verwijdering tussen regering, beleidsmakers en het volk. Een grote verwijdering, heel groot, vandaar dat de dingen nu scheef gaan. Er is te veel “bla, bla, bla”, maar er gebeurt weinig. Ik ben geen pessimist, maar wij gaan hard achteruit, de toekomst ziet er slecht, niet rooskleurig uit”.

Motigier Raghoebier

Motigier Raghoebier en echtgenote Nankie Manichand

Het zou niet goed zijn in de mineurstemming te blijven, trots het niet valt te ontkennen, dat Nickerie zeer moeilijke tijden doormaakt. Het district heeft zijn ups en downs gekend. De plantages van Nickerie produceerden zo halverwege de negentiende eeuw, zelfs meer dan de sukkelende plantages, elders in het land. Daarnaast waren de Nickeriaanse plantages bekend om hun schoonheid. De behandeling van de slaven mild en hun gedrag minder opstandig. Ook na de afschaffing van de slavernij, bleven de negers dicht bij de plantages hun gronden de “Frimangrons” te beplanten. Een deel van deze gronden maakten halverwege de twintigste eeuw plaats voor de Henarpolder en de Groot-Henarpolder. Er kwamen nieuwe spelers erbij, de immigranten en hun nakomelingen. Op Groot-Henar, wist Motigier Raghoebier, een modelbedrijf in stand te houden. Zijn zoon Raghoebier vertelt over die tijd: “ Mijn grootvader Mohabier Raghoebier kwam als immigrant in Guyana te werken. Zijn zoon Motigier vestigde zich in Suriname met succes. Mijn vader dus, is geboren in Guyana in het jaar 1914. Hij trouwde met Nankie Manichand, mijn moeder, op wie ik eveneens trots ben. Mijn vader kreeg op Groot-Henar via LVV een proefbedrijf onder zijn beheer. Hij plantte cacao, bananen, sinaasappelen, oerdie en rijst. Koeien zorgden voor melk en mest. Samen met hem werkten wij hard op de grond. Hadden wij een teveel aan bananen, dan verkochten wij die voor 5 centen een pond in Guyana. Voor het proefproject kreeg mijn vader 1 gulden per dag, ongeveer 30 gulden per maand. Cacao werd gedroogd en lokaal voor ongeveer 75 centen per kilo verkocht. Het was de bedoeling cacao te exporteren, maar de andere verbouwers lieten het liggen. Wij waren niet rijk, het leven was marginaal. Geen elektriciteit, geen leidingwater, wij dronken water uit de sloot, maar wij jammerden niet. Het leven was toch dragelijk, er was moraal en onder de mensen heerste respect. Er was eenheid en de mensen waren fatsoenlijk. Wij leefden trots de armoede gelukkig, want, wij waren zelfvoorzienend. Een blik van je vader was voldoende om je tot bezinning te brengen. Kreeg je de opdracht om te werken, dan deed je dat. Ook op de zondag. Je werkte hard. Vier hectare grond wieden met de houwer was geen malligheid. Dat ging door van zes uur ’s morgens tot zes uur in de late middag. Mijn ouders hadden acht kinderen, drie jongens en vijf meisjes. Wij allen werkten hard. Van die tijd heb ik geleerd spaarzaam te zijn. Vermorsen was uit den boze. Wij hadden een van de mooiste gronden van Henar. Wij plantten op de oude bedden van de plantage Gloria naast de drooggewassen, ook veel vruchten”.

 

Plantage Gloria en Frimangrons in Nickerie

Ik onderbreek Raghoebier om hem te vragen of hij een vergelijking tussen toen en nu kan maken. Hij zegt het volgende:” Groot-Henar was zeer mooi en netjes. Met de fiets kon je elk deel van de polder bereiken. Nu is alles onder wied. Je wordt zelf bang om naar de achterste delen van de polder te gaan. De wegen, de kanalen, niets is goed, niets wordt onderhouden, het hele irrigatiesysteem is in de soep gegaan. Met de dag is de achteruitgang te zien”. De zoon van Motigier is nu meerdere malen miljonair. Hijzelf heeft ook hard moeten knokken voor een eigen bestaan. Hij is van alles geweest. Marktverkoper, buschauffeur, kleinhandelaar, zelfs heeft hij 15 jaren lang achter de roulettetafel voor hotel Torarica gestaan. Van acht uur ’s avonds tot 5 uur in de ochtend verrichte hij arbeid. Daarna ging hij naar de markt om te verkopen tot 2 uur in de middag. Vier uren per dag slapen was normaal. Let wel, zelf heeft hij nooit zijn geld vergokt. Maar wat hij van zijn ouders op Groot-Henar heeft meegekregen en wat hij van wijze mannen heeft mogen bijleren, hebben hem succes gebracht. Nu heeft hij landerijen met vruchtbomen in Saramacca, gronden in Nickerie en Paramaribo. Hij reist de wereld rond voor het doen van zaken.

Te Prins Bernhardpolder was hij begonnen te werken voor 6 centen per uur, f3.50 per week. Verkocht melk, maar was spaarzaam. Kwam in Paramaribo in de Casino te werken, tot Imro Manglie hem overhaalde heel klein met het verhandelen van rijst te beginnen. Geboren op 26 mei 1944, mocht hij zich 36 jaren later in eind ‘70, een echte miljonair( in US dollars) noemen. Werklust, spaarzaamheid, vertrouwen in zichzelf en God, zijn de bouwstenen van zijn succes. Motigier Raghoebier met de Groot-Henarpolder, noordwest hoek, heeft een grote Nickeriaan voortgebracht.

K.R.Donk, 7 februari 2006

Reacties Kenneth Donk: kennethdonk@yahoo.com

Graphics Akhiel Mahabier: info@nickerie.net

 

naar boven

 

Overzicht van reeds verschenen artikelen

 

WWW.NICKERIE.NET

Copyright © 2003 - 2006 . All rights reserved.

Designed & hosted by Galactica's Graphics